Don Quichot van Miguel de Cervantes wordt wel gezien als de eerste moderne roman. (N.B.: iedere keer als ik naar de roman verwijs, cursiveer ik de titel: Don Quichot, de Nederlandse versie van het Spaanse Don Quijote. Verwijs ik naar het gelijknamige personage, dan is het gewoon Don Quichot.)
Het eerste deel verscheen in 1605, het jaar waarin Shakespeare maar liefst drie
meesterwerken schreef: King Lear, Macbeth en Anthony and Cleopatra, het tweede
in 1615. Wat daarvoor aan proza geschreven werd waren pastorale romances (vaak
met als herder vermomde ridders in de hoofdrol), ridderromans en picareske vertellingen:
avonturenkronieken over rondreizende schelmen zoals Tijl Uilenspiegel. En
weliswaar is Don Quichot een verhaal
over een man die verslaafd is aan ridderromans (heel uitzonderlijk was dat niet
in die tijd; zelfs de heilige Ignatius van Loyola was er verzot op) en zich ook
inbeeldt een ridder te zijn; een man die bovendien rondreist met zijn
schildknaap Sancho Panza en allerlei avonturen beleeft – maar het is toch
veeleer een parodie op de ridder – of avonturenroman. En als het al een
avonturenroman is, dan vooral een avonturenroman van de geest. Hierin was het
in zijn tijd volkomen uniek: een boek dat niet alleen vermaak biedt en
humoristisch (héél erg humoristisch) is, maar ook wijsheid en van alles te
zeggen heeft over de menselijke conditie en daarbij maatschappelijke, ethische
en filosofische thema’s aansnijdt.
Maar Don
Quichot is geen roman in de traditionele 19e eeuwse zin, met
strakke constructie en plotopbouw. Integendeel, het verhaal waaiert alle kanten
op en lijkt alles in zich op te nemen wat toevallig voorbij komt: verhalen in
een verhaal, dromen, hallucinaties, uit de hand lopende gedachtengangen, toespraken
en preken. En de auteur onderbreekt geregeld het narratief van zijn held om in te breken met zijn eigen besognes of zet het verhaal stop om
verschillende interpretaties van deze of gene gebeurtenis te vergelijken.
Bovendien past Cervantes een bekende truc toe. Deze tekst zou niet van hem
zijn, maar gebaseerd op een gevonden manuscript in het Arabisch. En om het nog
ingewikkelder te maken: ook de vertaler van dat manuscript last af en toe commentaar
in op de tekst die hij vertalen moet.
Verder lopen in deel II van Don Quichot
allerlei figuren rond die deel I gelezen blijken te hebben en gaat Cervantes in
dat tweede deel in op een valse uitgave van het boek die in 1614, in
werkelijkheid dus, was verschenen. Hij legt dit nieuws in zijn eigen boek voor
aan de Don, die er zijn zegje over zegt en vervolgende juist niet naar Zaragoza
gaat – omdat de geschiedenis van de valse Don Quichot zich daar voor een deel
afspeelt.
Een voortdurend spel tussen fictie en werkelijkheid. Postmoderne trekken in een
roman uit het begin van de 17e eeuw!
Het boek was onmiddellijk zeer populair,
niet alleen in Spanje zelf, maar ook ver daarbuiten; het is het meest vertaalde
(en meest geïllustreerde!) boek na de Bijbel.
Eigenlijk is het wel bijzonder dat de eerste roman ooit, een boek van meer dan
400 jaar oud, ook nog steeds beschouwd wordt als één van de beste romans ooit:
voor veel mensen is het hun favoriete roman, het boek dat ze me zouden willen
nemen naar een onbewoond eiland. Ik zou zo ver niet willen gaan. Dan zou ik
eerder kiezen voor Ulysses van James Joyce, de Gebroeders Karamazov van
Dostojevski of Bleak House van Dickens.
Over die onmiddellijke populariteit in
Spanje nog het volgende. Philips II stierf in 1598, Elizabeth I van Engeland in
1603. Het maakte de weg vrij voor de nieuwe vorsten Philips III en James I om nu
een vredesverdrag te sluiten tussen wat onder de vorige monarchen nog
aartsvijanden waren geweest. Voor de Engelse delegatie die het vredesverdrag in
Spanje komt ratificeren wordt een optocht georganiseerd. Daarin lopen Don
Quichot en Sancho Panza mee: nu al horen zij tot het Spaanse erfgoed!! (En
Shakespeare’s troep speelt voor de Spaanse delegatie bij het tegenbezoek).
En ik moet toegeven, het mag dan niet mijn
beste roman aller tijden zijn, Don
Quichot is zonder meer een heerlijk boek om te lezen: ontzettend grappig,
maar met een diep tragische ondertoon, wat het lezen soms ook tot een pijnlijke
ervaring maakt. Het is tragedie en komedie tegelijkertijd. De Don is een
romantisch idealist die voortdurend stuit op de weerbarstigheid van de
realiteit en juist dat maakt hem zo aandoenlijk en de vertelling aangrijpend,
vaak ook somber of zelfs wreed (in de vernederingen die de Don moet ondergaan).
En wat vooral treft, ook na 400 jaar nog, is de buitengewone levendigheid van
de vertelling. Cervantes lijkt zijn verhaal helemaal te improviseren, het
ontstaat waar je als lezer bij staat; het plezier van het vertellen spat ervan
af. Hij laat zijn held bij deze kruising rechtsaf slaan, op goed geluk, dan
weer dit zijpaadje; vervolgens heeft hij een toevallige ontmoeting die hem weer
naar een andere plek brengt. Hij krijgt ergens onderdak en besluit na een
willekeurig aantal dagen maar weer eens op te stappen. Precies zoals dat gaat
wanneer je begin 17e eeuw op het Spaanse platteland rondreist. Zo’n
begeesterde gids, daar word je zelf ook helemaal enthousiast van.
Miguel de Cervantes |
Dat uit zo’n leven wat nu nog steeds erkend wordt als één van de absolute meesterwerken uit de wereldliteratuur opbloeit, is eigenlijk een raadsel.
Shakespeare was behalve een geweldige
toneelschrijver ook zeer bedreven in zaken doen en stierf als een rijk man. Cervantes
niet dus. Was hij zich bewust van de bijzondere kwaliteiten van zijn Don Quichot? Hij had liever naam gemaakt
als toneelschrijver. Hij moet 20 tot 30 komedies hebben geschreven, maar erg
succesvol waren ze niet en er is niet veel van bewaard gebleven. Toneel stond
in de Spaanse Gouden Eeuw hoog aangeschreven en Cervantes was jaloers op zijn
collega Lope de Vega (met wie hij een literaire vete uitvocht), die wel
succesvol was als toneelschrijver, maar tegenwoordig qua beroemdheid niet in de
schaduw van Cervantes kan staan.
De schrijver Shakespeare verdwijnt a.h.w.
in zijn werk, je komt er nooit achter wat zijn persoonlijke opvattingen waren,
zelfs niet of hij katholiek was of protestant (wat een halszaak was in die
dagen). Cervantes de auteur is buitengewoon aanwezig in het boek Don Quichot ; je zou zelfs kunnen zeggen
dat hij na de Don en Sancho de derde hoofdpersoon is.
Bij hem is het wel bekend dat hij altijd een trouwe katholiek is gebleven (Er
gaan overigens geruchten dat zijn familie afstamt van conversos, joden die
gedwongen waren christen te worden). Dat was ook wel zo handig met de
Inquisitie van Philips II in vol bedrijf; maar hij schijnt ook werkelijk een
vroom man te zijn geweest. Alleen: van die vroomheid valt in Don Quichot weinig tot niets te merken.
Intellectueel was Cervantes een volgeling van Erasmus en van de humanistische
schrijvers die hij tijdens zijn verblijf in Italië had leren kennen:
Castaglione, Tasso, Ariosto. En Don
Quichot is vooral een door en door humaan boek.
De invloed van Erasmus in de roman is
duidelijk aanwijsbaar. Erasmus legt in zijn onderwijs grote nadruk op het
belang van welsprekendheid, wat in de roman zijn uiting vindt in de vele lange
toespraken, preken en redenaties van Don Quichot. Het veelvuldige gebruik van
spreekwoorden (vooral Sancho heeft daar een onuitputtelijke voorraad van) zou
terug kunnen gaan op de Adagia van Erasmus. Beide auteurs suggereren dat
spreekwoorden een overblijfsel zijn van een verdwenen gouden tijdperk toen er
overal harmonie en vrede heerste en de taal oneindig veel rijker was dan nu.
Don Quichot en de windmolens |
In deze illustratie van Gustave Doré (links) is goed te zien wat het effect is van al die lectuur. Doré baseerde zich hiervoor overigens op een prent van de Spaanse schilder Goya (zie hieronder): in beide gevallen wordt Don Quichot omringd door stapels boeken waaruit monsterachtige fantasiefiguren opstijgen die de geest van de Don geheel lijken te overmeesteren. De titel van een andere (beroemde) prent van Goya lijkt ook hier van toepassing te zijn: “De slaap der rede baart monsters”.
(Voor iemand die zo opgaat in de literatuur als ikzelf is dit overigens geen opwekkende thematiek. Ik verbeeld me echter dat ik het allemaal nog wel in de hand heb. Dat ik geen wereldvreemde ben die de werkelijkheid alleen via de literatuur kent).
Twee van zijn beste vrienden, de pastoor en de barbier, proberen de Don nog te genezen door zijn bibliotheek te verbranden. Maar dat is te laat, het kwaad is al geschied.
(Ik probeer me dat zelf wel eens voor te stellen, dat mijn boekenverzameling in vlammen opgaat. Of dat iemand vindt dat ik er afstand van moet doen omdat het slecht voor me is. Vreselijk lijkt me dat!!!)Don Quichot beeldt zich in een dolende
ridder te zijn die onrecht moet bestrijden en dat doet uit naam van la
Dulcinea, op wie hij zegt verliefd te zijn: “mijn kompas bij elke weg die ik
insla, leidster van mijn lot...” In
werkelijkheid is zij Aldonza Lorenzo, een groffe boerenmeid uit het nabije
gehucht El Toboso. En als hij dat laatste erkennen moet, dan houdt hij vol dat
het de schuld is van een boze tovenaar die de onvergelijkelijke Dulcinea heeft
omgetoverd tot een gewoon boerenmeisje.
Zoals zoveel van zijn tegenslagen trouwens op het conto van tovenaars worden
geschreven. Het is voor Don Quichot vaak een laatste redmiddel om te kunnen
blijven geloven in zijn realiteit:
“Hoe is het mogelijk dat jij die al zo lang met mij rondtrekt” – zegt de Don
tot zijn trouwe metgezel Sancho Panza – “nog nooit gemerkt hebt dat alles wat
met dolende ridders te maken heeft hersenschim, dwaasheid en waanzin lijkt en
in tegenspraak met de werkelijkheid? Maar dat is eigenlijk niet zo, er zwerft
altijd wel een zwerm tovenaars rond die alles wat wij waarnemen verdraaien en
veranderen”.
De liefde van Don Quichot voor Dulcinea is
een soort van boerse variant van de hoofse liefde van Dante voor Beatrice, een
relatie die al even imaginair is.
Bovengenoemde Sancho Panza komt in beeld nadat
de ridder van zijn eerste queeste gekreukeld en bemodderd is teruggekeerd hij
besluit dan voor zijn tweede tocht een schildknaap uit te zoeken: Sancho is “een
keurige boer, als je dat kunt zeggen van een armoedzaaier, maar met bar weinig
hersens onder zijn haar”. Zo dom is
Sancho overigens niet, zo zal later blijken. Maar in het begin wordt hij met
name gemotiveerd door de belofte dat Don Quichot hem gouverneur zal maken van
een eiland dat hij voor hem gaat veroveren.
Wat mij vooral opviel toen ik het boek voor
het eerst las, was de taaiheid en onverslijtbaarheid van de hoofdpersoon. Het
is ongelofelijk hoe vaak Don Quichot in elkaar wordt geslagen, met stenen
bekogeld, door een kudde vertrapt; een doodsmak maakt... (Hij zal één van de
meest gepijnigde figuren uit de wereldliteratuur zijn). En iedere keer stoft
hij nonchalant zijn kleren af en gaat dan stoïcijns weer verder, mompelend
tegen Sancho Panza dat het toch niet langer zo kan. Het geweld waarmee hij
steeds weer wordt geconfronteerd heeft overigens wel een surrealistisch,
lichtelijk absurd karakter. Maar de moed die de Don daar tegenover zet is
werkelijk bewonderenswaardig; iedere keer weer is hij bereid de strijd aan te
gaan en meestal tegen een tegenstander die veruit in de meerderheid is en
waarvan hij eenvoudig niet kán winnen.
Dit was precies de reden dat de jonge Multatuli zich met de persoon Don Quichot
identificeerde: “Naïef en oprecht als Don Quichot zelf, haakte ik naar strijd,
hoe ongelijker hoe liever. De ware overwinning scheen mij te bestaan in een
onafgebroken reeks van smadelijke nederlagen”.
Don Quijote en Sancho Panza |
De pure vrolijkheid komt van de knecht, van Sancho Panza, die totaal onbekommerd in het leven staat, hoewel hij de klappen die zijn meester krijgt, mede moet opvangen.