woensdag 23 februari 2022

Inleiding 2 Leesmeesters

 

George Steiner (1929-2020)

Ik vind het jammer dat ik op het vlak van de literatuur en de filosofie geen echte leermeesters heb gehad; ik zie met Plato (zie de vorige aflevering van dit blog) wel degelijk in dat persoonlijke instructie en ontmoeting iets kunnen geven dat het in je eentje lezen van een boek niet geeft.
Ik héb ze wel gehad, die leermeesters: Harold Bloom, George Steiner en Kees Fens waren literatuurwetenschappers – en critici die in grote mate bepaald hebben welke literatuur ik las en hoe ik die waardeerde. Maar het was wel via hun boeken en niet in persoon. (Zou het trouwens toeval zijn dat ze alle drie van de generatie van mijn vader zijn, die in 1928 werd geboren?)

Harold Bloom (1930-2019)

Vooral Harold Bloom heeft mij gevormd tot de lezer die ik geworden ben. Ik weet nog goed dat ik zijn ‘Western Canon’ kocht. Ik zou een jaar aan het Chrysalis theatre in Londen gaan doen. De eerste maandag was er geen les (ik weet het nog precies, ik was zondagavond aangekomen), ik liep wat door de stad en vond in een boekwinkel dit boek van Bloom, een literatuurprofessor uit Yale die tot dan toe in kleine kring bekend was (the Western Canon betekende zijn grote doorbraak) van het boek “the Anxiety of Influence” (over de literaire invloed van vroegere schrijvers op hun  latere collega’s en het ongemak, de strijd die dat kan opleveren) en boeken over the Romantics, zoals het prachtige “the Visionary Company” (waardoor ik de Engelse romantische dichters pas goed ben gaan begrijpen) en studies over Blake, Shelley, Yeats en Wallace Stevens. Ik zag de inhoudsopgave en was meteen verkocht. Het is een overzicht van een 26-tal auteurs die volgens Bloom bij uitstek de Westerse traditie hebben gevormd. Hij laat daarbij overigens de Grieks – Romeinse canon, die zo bepalend is geweest voor wat zich later in het westen aan literatuur heeft gevormd, buiten beschouwing. Dus geen Homerus of de Griekse tragedieschrijvers, geen Vergilius, Ovidius of Lucretius.
Enkelen van hen zijn wel in zijn latere studie “Genius” terechtgekomen. Bloom begint in de late Middeleeuwen, bij Chaucer en Dante. En hij laat er geen twijfel over bestaan dat hij Shakespeare (aan wie hij later een monumentale studie zou wijden: “the Invention of the Human”) beschouwde als het absolute centrum van de canon. Het boek heeft mij geïnspireerd om al die schrijvers, sommigen voor het eerst, maar de meeste opnieuw, te gaan lezen. En ik wil het boek (en dus de selectie die Bloom gemaakt heeft) een leidraad laten zijn voor mijn blog.

Bloom deelt de literatuurgeschiedenis sinds de Middeleeuwen in drie perioden in: the Aristocratic Age (Dante t/m Goethe), the Democratic Age (the Romantics t/m Tolstoj en Ibsen) en the Chaotic Age (20e eeuw). Na Shakespeare, die ook voor mij het begin vormt, wil ik vervolgens aandacht besteden aan één auteur uit elk tijdperk die voor mij van bijzonder belang is geweest: Dante (Aristocratic Age), Dickens (Democratic Age) en James Joyce (Chaotic Age).
Er staan in Blooms lijst ook auteurs waar ik minder affiniteit mee heb en waar ik dus niet over zal schrijven; Molière of Ibsen bijvoorbeeld. Freud ook niet, daar meen ik de expertise niet voor te hebben, hoewel ik in kan zien dat Bloom waarschijnlijk gelijk heeft als hij stelt dat Freud voor de literatuur nog belangrijker is dan voor de psychologie / psychiatrie.
Daarnaast zal ik ook uitstapjes maken naar een boek van Bloom dat postuum is gepubliceerd (hij stierf in oktober 2019), “the Bright book of life”. De ondertitel is ‘novels to read and reread’, het is inderdaad een boek dat in zijn geheel is gewijd aan de romankunst (Bloom had in het verleden toch eerder een voorkeur voor poëzie, waartoe ik ook het dramatisch werk van Shakespeare reken) en waarin hij 48 hoogtepunten uit het genre behandelt. Sommige van die romans zal ik niet herlezen omdat ik het idee heb dat ik er wel uit heb gehaald wat erin zat: de romans van Jane Austen en Stendhal of Don Quixote (hoewel dat absoluut een meesterwerk is); van Flaubert zou ik nu eerder een ander werk lezen dan Madame Bovary, dat ik al drie keer gelezen heb. En sommige van zijn keuzes begrijp ik gewoon niet. Ursula le Guin bijvoorbeeld. Hij eindigt zijn (chronologische) lijst met een boek en een schrijver waarvan ik nog nooit gehoord heb: “the Book of Numbers” (de titel is een verwijzing naar het bijbelse Numeri) van Joshua Cohen. Ik heb het boek gekocht en ik vond het onleesbaar.
Maar er blijft genoeg over om me door te laten inspireren.
Het wil niet zeggen dat ik qua lezen en schrijven helemaal aan de hand van Bloom zal blijven lopen, maar het is een mooie leidraad.

Ik heb ooit persoonlijk contact gezocht met Harold Bloom, hem gemaild via zijn uitgever. Om hem te zeggen hoezeer hij mij geïnspireerd had. Ik kreeg een vrij uitgebreid antwoord terug. 'Your letter moved me' schreef hij onder andere. Toen ik, pas een paar maanden na zijn dood, erachter kwam dat hij overleden was (hij moet tot aan zijn dood, in het ziekenhuis nog, aan zijn laatste boek hebben gewerkt, dat trouwens, hoe toepasselijk, voor een belangrijk deel sterfelijkheid, dood en literatuur als onderwerp heeft) had ik het gevoel dat er een goede kennis overleden was.

Kees Fens (1929-2008)

Maar Bloom is ook niet mijn enige leraar en leidsman. Zoals gezegd heb ik ook veel geleerd van George Steiner en Kees Fens, die ieder weer een andere soort expertise hebben dan Bloom. Heeft Bloom naast literatuur ook een sterke belangstelling voor religie (zie zijn studie over de ‘J’-auteur van het Oude Testament, of zijn publicaties over Gnostiek en Kabbalah), Steiner is daarentegen sterk op filosofie georiënteerd en op de 20e eeuwse geschiedenis van Europa.  
Fens, wiens specialiteit in eerste instantie de Nederlandse literatuur was, is in de loop van zijn carrière steeds meer gaan schrijven over kunst en cultuurgeschiedenis (met name die van katholiek Europa).

Nederland heeft trouwens nog meer essayisten die mij inspireren: Jacq. F. Vogelaar, Jaap Goedegebuure, Piet Meeuse, Joost Zwagerman, Cees Nooteboom en Michael Zeeman bijvoorbeeld. En heb ik grote bewondering voor het essayistische werk van J.M. Coetzee en Milan Kundera.
Genoeg voorbeelden dus...

Tenslotte nog dit: ik praat zelden met iemand over wat ik lees, terwijl het zo’n belangrijke plaats inneemt in mijn bestaan. Ik heb daar veel over nagedacht, waarom dat is, en ik geloof dat er twee redenen zijn. Ten eerste is het zo iets kostbaars en persoonlijks, iets dat van binnen zit – en ik ben bang dat ik, als ik daarover ga praten, de woorden niet zal kunnen vinden. Bovendien zou het kunnen dat die ander daar commentaar op zal hebben of het niet begrijpt of iets niet mooi vind, wat ik wel mooi vind, en dat zou ik ongemakkelijk vinden, pijnlijk zelfs.  

En daarom is het ook zo’n grote stap. Ten eerste om dit blog te gaan schrijven en mijn eigen gedachten over literatuur, die normaal tot een plezierig soort gemijmer beperkt blijven, zo concreet mogelijk trachten te verwoorden. En ten tweede het nog aan de openbaarheid prijs te geven ook...

 

 

 

 

 

zondag 20 februari 2022

Inleiding Lezen, man!

Ik heb besloten een blog over literatuur te gaan schrijven. Het zou leuk zijn als anderen het ook lezen, ik weet niet of er mensen zijn die er iets aan hebben; toch is het in de eerste plaats voor mezelf belangrijk om dit te gaan doen.


(De titel van dit blog heb ik gestolen van de (inmiddels overleden) literatuurcriticus Anthony Mertens, die zijn verzamelde kritieken onder die titel uitgaf. Ik geef onmiddellijk toe dat het een nogal masculine titel is. Maar tegelijkertijd is hij toch zo raak ('Lezen, mens' klinkt gewoon heel anders) omdat hij exact mijn ongebreidelde enthousiasme voor boeken en lezen weergeeft).

Al zo lang als ik me kan herinneren, maar met name sinds mijn middelbare school – en studietijd zijn boeken belangrijk voor me en vormt lezen mijn favoriete tijdsbesteding. Die begintijd, het één voor één ontdekken van de grote schrijvers: je leest dan op een manier waarop je het later nooit meer doen zal. Nieuwsgierig, intens, met een tintelend gevoel in je maag als je weer wat nieuws ontdekt had... Iedere zaterdagochtend ging ik naar de lokale bibliotheek om daar recensies en beschouwingen te lezen, in de Haagse Post of Vrij Nederland, over steeds nieuwe schrijvers die dan ook op mijn verlanglijstje terechtkwamen. Ik kan me Vrij Nederland-specials over Dostojevski of Flaubert herinneren. Later, in Schotland, kocht ik “the Portable Shakespeare”, waarin zeven complete stukken en fragmenten uit alle anderen stonden. Ik had verwacht dat Shakespeare volkomen ontoegankelijk voor me zou zijn, maar dat viel alles mee. Bezoek aan tweedehands boekwinkels in Edinburgh: hier is mijn voorliefde voor de Engelse literatuur ontstaan. Nog later, aan de Speech School in East Grinstead ging ik de Engelse dichters lezen: Milton, Wordsworth, Shelley & Keats, Blake, Yeats (een Ier in dit geval), Pound & T.S. Eliot (Amerikanen beiden). Tegelijkertijd leerde ik met hun teksten werken, poëzie te spreken, geweldig waardevol.
En bepaalde schrijvers zijn mijn hele leven met mij meegegaan: behalve Shakespeare zijn dat bijvoorbeeld James Joyce (ik ben idolaat van hem), Proust, Kafka, Borges. En Charles Dickens uiteraard. Zeker ook de Russen, met name Tolstoj en Dostojevski.

Altijd is er wel een boek, en meestal meerdere tegelijkertijd, waarin ik bezig ben; er gaat eigenlijk nooit een dag voorbij waarin ik niet tenminste (als het hele drukke dagen zijn dan) een paar bladzijden lees.

Ik vraag me wel eens af waarom ik eigenlijk zoveel lees. Op de eerste plaats omdat ik het heerlijk vind om te doen, dat is misschien al wel reden genoeg. Maar levert het nog iets op, word ik er beter van?
Lezen is voor mij absoluut in elk geval geen passieve bezigheid, ik zie het als iets creatiefs, een tekst komt pas tot leven wanneer jij als lezer daar actief mee aan de slag gaat. Ik ga een dialoog aan, probeer tot de kern van een schrijver door te dringen, tot zijn persoonlijkheid. George Steiner noemt de lezer een uitvoerend kunstenaar (en volgens Borges, die zelf een zéér goede lezer was en daarvan in zijn werk getuigt, zijn er minder goede lezers dan er goede schrijvers zijn): de schrijver biedt de partituur aan, maar daar gebeurt niets mee als deze niet ook vertolkt wordt. Door de lezer.

Tegelijkertijd doet een goede schrijver iets met jou als lezer. Het transformeert je, keert je binnenste buiten, wrikt los wat van binnen vast zat... Volgens Franz Kafka is een goed boek een bijl die het ijs in ons bevroren innerlijk kan breken.
Daarom heb ik zo’n moeite met wat Plato over het geschreven woord zegt. Ik wil het in dit blog eigenlijk niet over filosofie hebben, maar er zijn bepaalde filosofen om wie ik niet heen kan en met wie ik al even lang leef als de bovengenoemde schrijvers: Plato, Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger, Wittgenstein...


En Plato, daar begint het allemaal (de geschiedenis van de filosofie is een serie voetnoten bij Plato, zei de Engelse filosoof Whitehead). Maar dan Plato’s wantrouwen tegen het geschreven woord. Plato vindt instructie via het geschreven woord een veel te vluchtig, haastig en oppervlakkig gebeuren, dat nooit het mondelinge onderwijs, de overdracht van leraar op leerling, kan vervangen. Plato heeft daarom ook nooit zijn complete filosofie aan het geschreven woord toe willen vertrouwen. (Hoe merkwaardig dat een zo goede schrijver zo weinig waardering voor boeken en geschreven taal heeft!).

Dan noemt hij met name drie bezwaren tegen het geschreven woord: 1. Op het moment dat je een boek publiceert, is het voor iedereen beschikbaar, ook voor diegenen die het totaal verkeerd gaan interpreteren. Je kunt met bepaalde waarheden niet zo maar in contact treden, ze vergen een grondige voorbereiding. 2. Je kunt een boek geen vragen stellen, dan geeft het als antwoord steeds weer hetzelfde. 3. Een boek kan zich niet verweren tegen kritiek.
Ik vind dit zelf lastig: met mijn passie voor lezen en boeken – te horen dat een zo grote filosoof zegt dat je door lezen jezelf niet werkelijk kunt verrijken. Ik ben het er dan ook niet mee eens. Je kunt wel degelijk een geprek aangaan met een boek, een boek kan je innerlijk veranderen, bij je diepste emoties komen, je gedachten door elkaar schudden. In die zin heeft een boek ook een echte persoonlijkheid.
Ik kom dan ook nu met het beste antwoord dat ik zou kunnen geven is op de vraag die ik aan het begin stelde (‘Waarom lees ik eigenlijk?’): ik lees om mijn innerlijke wereld te vullen en verrijken. In de volgende blog meer over de leermeesters die ik nooit persoonlijk heb ontmoet.

William Blake: the Prophetic Poems

Illustratie: schets van Blake door John Flaxman William Blake is in essentie een mysticus. In een brief uit 1827, kort voor zijn overlijden ...