George Steiner (1929-2020) |
Ik vind het jammer dat ik op het vlak van de literatuur en de filosofie geen echte leermeesters heb gehad; ik zie met Plato (zie de vorige aflevering van dit blog) wel degelijk in dat persoonlijke instructie en ontmoeting iets kunnen geven dat het in je eentje lezen van een boek niet geeft.
Ik héb ze wel gehad, die leermeesters: Harold Bloom, George Steiner en Kees Fens waren literatuurwetenschappers – en critici die in grote mate bepaald hebben welke literatuur ik las en hoe ik die waardeerde. Maar het was wel via hun boeken en niet in persoon. (Zou het trouwens toeval zijn dat ze alle drie van de generatie van mijn vader zijn, die in 1928 werd geboren?)
Harold Bloom (1930-2019) |
Vooral Harold Bloom heeft mij gevormd tot de lezer die ik geworden ben. Ik weet nog goed dat ik zijn ‘Western Canon’ kocht. Ik zou een jaar aan het Chrysalis theatre in Londen gaan doen. De eerste maandag was er geen les (ik weet het nog precies, ik was zondagavond aangekomen), ik liep wat door de stad en vond in een boekwinkel dit boek van Bloom, een literatuurprofessor uit Yale die tot dan toe in kleine kring bekend was (the Western Canon betekende zijn grote doorbraak) van het boek “the Anxiety of Influence” (over de literaire invloed van vroegere schrijvers op hun latere collega’s en het ongemak, de strijd die dat kan opleveren) en boeken over the Romantics, zoals het prachtige “the Visionary Company” (waardoor ik de Engelse romantische dichters pas goed ben gaan begrijpen) en studies over Blake, Shelley, Yeats en Wallace Stevens. Ik zag de inhoudsopgave en was meteen verkocht. Het is een overzicht van een 26-tal auteurs die volgens Bloom bij uitstek de Westerse traditie hebben gevormd. Hij laat daarbij overigens de Grieks – Romeinse canon, die zo bepalend is geweest voor wat zich later in het westen aan literatuur heeft gevormd, buiten beschouwing. Dus geen Homerus of de Griekse tragedieschrijvers, geen Vergilius, Ovidius of Lucretius.
Enkelen van hen zijn wel in zijn latere studie “Genius” terechtgekomen. Bloom begint in de late Middeleeuwen, bij Chaucer en Dante. En hij laat er geen twijfel over bestaan dat hij Shakespeare (aan wie hij later een monumentale studie zou wijden: “the Invention of the Human”) beschouwde als het absolute centrum van de canon. Het boek heeft mij geïnspireerd om al die schrijvers, sommigen voor het eerst, maar de meeste opnieuw, te gaan lezen. En ik wil het boek (en dus de selectie die Bloom gemaakt heeft) een leidraad laten zijn voor mijn blog.
Bloom deelt de literatuurgeschiedenis sinds de Middeleeuwen in drie perioden in: the Aristocratic Age (Dante t/m Goethe), the Democratic Age (the Romantics t/m Tolstoj en Ibsen) en the Chaotic Age (20e eeuw). Na Shakespeare, die ook voor mij het begin vormt, wil ik vervolgens aandacht besteden aan één auteur uit elk tijdperk die voor mij van bijzonder belang is geweest: Dante (Aristocratic Age), Dickens (Democratic Age) en James Joyce (Chaotic Age).
Er staan in Blooms lijst ook auteurs waar ik minder affiniteit mee heb en waar ik dus niet over zal schrijven; Molière of Ibsen bijvoorbeeld. Freud ook niet, daar meen ik de expertise niet voor te hebben, hoewel ik in kan zien dat Bloom waarschijnlijk gelijk heeft als hij stelt dat Freud voor de literatuur nog belangrijker is dan voor de psychologie / psychiatrie.
Daarnaast zal ik ook uitstapjes maken naar een boek van Bloom dat postuum is gepubliceerd (hij stierf in oktober 2019), “the Bright book of life”. De ondertitel is ‘novels to read and reread’, het is inderdaad een boek dat in zijn geheel is gewijd aan de romankunst (Bloom had in het verleden toch eerder een voorkeur voor poëzie, waartoe ik ook het dramatisch werk van Shakespeare reken) en waarin hij 48 hoogtepunten uit het genre behandelt. Sommige van die romans zal ik niet herlezen omdat ik het idee heb dat ik er wel uit heb gehaald wat erin zat: de romans van Jane Austen en Stendhal of Don Quixote (hoewel dat absoluut een meesterwerk is); van Flaubert zou ik nu eerder een ander werk lezen dan Madame Bovary, dat ik al drie keer gelezen heb. En sommige van zijn keuzes begrijp ik gewoon niet. Ursula le Guin bijvoorbeeld. Hij eindigt zijn (chronologische) lijst met een boek en een schrijver waarvan ik nog nooit gehoord heb: “the Book of Numbers” (de titel is een verwijzing naar het bijbelse Numeri) van Joshua Cohen. Ik heb het boek gekocht en ik vond het onleesbaar.
Maar er blijft genoeg over om me door te laten inspireren.
Het wil niet zeggen dat ik qua lezen en schrijven helemaal aan de hand van Bloom zal blijven lopen, maar het is een mooie leidraad.
Kees Fens (1929-2008) |
Maar Bloom is ook niet mijn enige leraar en leidsman. Zoals gezegd heb ik ook veel geleerd van George Steiner en Kees Fens, die ieder weer een andere soort expertise hebben dan Bloom. Heeft Bloom naast literatuur ook een sterke belangstelling voor religie (zie zijn studie over de ‘J’-auteur van het Oude Testament, of zijn publicaties over Gnostiek en Kabbalah), Steiner is daarentegen sterk op filosofie georiënteerd en op de 20e eeuwse geschiedenis van Europa.
Fens, wiens specialiteit in eerste instantie de Nederlandse literatuur was, is in de loop van zijn carrière steeds meer gaan schrijven over kunst en cultuurgeschiedenis (met name die van katholiek Europa).
Nederland heeft trouwens nog meer essayisten die
mij inspireren: Jacq. F. Vogelaar, Jaap Goedegebuure,
Piet Meeuse, Joost Zwagerman,
Cees Nooteboom en Michael Zeeman bijvoorbeeld. En heb ik grote
bewondering voor het essayistische werk van J.M. Coetzee en Milan Kundera.
Genoeg voorbeelden dus...
Tenslotte nog dit: ik praat zelden met iemand over wat ik lees, terwijl het zo’n belangrijke plaats inneemt in mijn bestaan. Ik heb daar veel over nagedacht, waarom dat is, en ik geloof dat er twee redenen zijn. Ten eerste is het zo iets kostbaars en persoonlijks, iets dat van binnen zit – en ik ben bang dat ik, als ik daarover ga praten, de woorden niet zal kunnen vinden. Bovendien zou het kunnen dat die ander daar commentaar op zal hebben of het niet begrijpt of iets niet mooi vind, wat ik wel mooi vind, en dat zou ik ongemakkelijk vinden, pijnlijk zelfs.
En daarom is het ook zo’n grote stap. Ten eerste om
dit blog te gaan schrijven en mijn eigen gedachten over literatuur, die normaal
tot een plezierig soort gemijmer beperkt blijven, zo concreet mogelijk trachten
te verwoorden. En ten tweede het nog aan de openbaarheid prijs te geven ook...