Ik wil het nu hebben over Portia Bij haar keert de oude tegenstelling innerlijk - uiterlijk weer terug. Want we zijn weer in Belmont, de plek waar voor Shylock zeker geen plaats is (en eigenlijk ook niet voor de melancholieke Antonio). Portia is in eerste instantie vooral een gouden buitenkant. Zij is de lieveling van de high society die in Belmont haar centrum heeft. Ze is begerenswaardig.
“That’s the lady”, zegt één van de huwelijkskandidaten, de Prins van Marokko,
“all the world desires her; from the four corners of the earth they come”.
En Portia zelf zal de eerste zijn om te bevestigen dat dat zo is. Zij is uit
heel ander hout gesneden dan Juliet voor haar en Desdemona na haar. Desdemona
ziet dat de ware adeldom van haar zwarte echtgenoot van binnen zit; Portia
roept de afdruipende Prins van Marokko, een fatsoenlijke man die moreel gezien
zeker de meerdere is van Bassanio, na: “Draw the curtains, go! Let all of his
complexion choose me so”. Terwijl de hier te leren les toch was dat je niet op
uiterlijk af moet gaan...
Illustratie: Kate Dolan as Portia, painted by John Everett Millais
Portia treedt op in de drie verhalen die allen
een afzonderlijke plotlijn vertegenwoordigen: de scènes met de caskets, haar
optreden vermomd als advocaat tijdens het proces en de ringscène (als –
mannelijke – advocaat maakt zij Bassanio een ring afhandig die hij Portia
beloofd had nooit af te zullen geven). Ieder van deze verhaallijnen is een
soort van toneelstukje met Portia als hoofdrolspeler. En in alle gevallen
geniet ze met volle teugen, ze is duidelijk iemand die van de spotlights
geniet, hoewel er bij de casketscènes begrijpelijkerwijs ook wat bezorgdheid
bij komt kijken: de uitkomst van dit spelletje is immers haar toekomstige
echtgenoot. Hoewel ze wel vertrouwen heeft in de goede afloop lijkt ze
(onbewust?) Bassanio een zetje in de goede richting te willen geven.
Wanneer ze verneemt dat de boezemvriend van haar
nieuwe echtgenoot in het nauw zit, grijpt ze dit onmiddellijk aan als een
gelegenheid te crossdressen als advocaat en zo wat lol te trappen, wat mensen
(niet in het minst haar echtgenoot en zijn vriend) om de tuin te leiden etc. De
tragische situatie van Antonio lijkt daaraan van ondergeschikt belang.
Hierin is zij de absolute antithese van
Shylock. Wat je verder ook van hem zeggen kunt, hij is absoluut oprecht in wat
hij uitstraalt, hij speelt nooit en te nimmer een rol, hij is altijd op en top
Shylock. Zeker ook tijdens het proces.
En zo kan het doek op voor de 4e
acte van The Merchant of Venice, één
van de meest gespannen en theatraal - effectieve scènes uit Shakespeare’s
repertoire.
Illustratie: Sir Herbert Beerbohm Tree as Shylock, painted by Charles Buchel
Shylocks openingsspeech op het proces is een
heel opmerkelijke:
“You ask me why I rather choose to have a weight of carrion flesh than to
receive three thousand ducats. I’ll not answer that; but say it is my humour...
Some men there are love not a gaping pig; some, that are mad if they behold a
cat; and others, when the bagpipe sings in the nose, cannot contain their
urine: for affection, mistress of passion, sways it to the mood of what it
likes or loathes... So I can give no reason nor will I not; more than the
lodged hate and a certain loathing I bear Antonio”.
Shylock zegt hier in feite dat hij geen meester
is over zijn eigen wil, dat hij gedwongen wordt door impulsen die heel diep
zitten. “A lodged hate and a certain loathing”, het zou een definitie van
antisemitisme kunnen zijn, ware het niet dat het hier zijn spiegelbeeld
betreft. Ook hier weerblijken Antonio en Shylock door wederzijdse haatgevoelens
aan elkaar geklonken.
Antonio erkent al snel dat hier niets tegenin
te brengen valt. Het zijn geen gewone menselijke gevoelens van waaruit Shylock
handelt en spreekt; we hebben hier te maken met elementaire krachten van
buitenaf die bezit van hem hebben genomen. Elementair omdat het zijn oorsprong
vindt in iets veel groters dan het individuele onrecht dat Shylock heeft moeten
ondergaan: het is het collectieve onrecht dat zijn voorouders door vele
generaties heen hebben moeten lijden.
Maar dan maakt Portia (verkleed als de mannelijke
advocaat doctor Bellario) haar entree.
Zij begint met te stellen dat Shylock in wezen de wet aan zijn kant heeft en
checkt nog even bij Antonio dat dit de deal is die hij gesloten heeft, wat hij
uiteraard bevestigend moet beantwoorden. “Then must the Jew be merciful”, zegt
ze dan, merkwaardig genoeg nog steeds tegen Antonio en niet rechtstreeks tegen
Shylock. Maar een nog grotere misser is het must
uit haar stellingname, waar Shylock meteen bovenop springt:
“On what compulsion must I? Tell me
that!”
Hij heeft natuurlijk gelijk: geen enkele wet,
moreel of juridisch, kan mededogen afdwingen.
Shylock onderstreept dat in zijn meest
verbazingwekkende speech, in antwoord op de Duke’s vraag: “How shalt thou hope
for mercy rendering none?”
“You have among you many a purchased slave which you use in abject and slavish
parts, because you bought them. Shall I say to you: Let them be free, marry
them to your heirs? Why sweat they under burthens? Let their beds be made as
soft as yours ... you will answer: the slaves are ours – so do I answer you: the
pound of flesh is dearly bought, ‘tis mine and I will have it. If you deny me,
fie upon your law – answer, shall I have it?”
Shylock gooit hier de Christenen hun eigen
hypocriete houding in het gezicht.
En dat brengt Portia, vanuit het niets, tot
haar mooiste moment: “The quality of mercy is not strained”- zij erkent hier
dat mededogen een kwestie van genade is: “It droppeth as the gentle rain from
heaven upon the place beneath”. Een transcendent gegeven. De scepter van de
koning ‘shows the force of temporal power’... “but mercy is above this sceptred
sway; it is enthroned in the heart of kings, it is an attribute to God
huimself”.
Geen enkele Shakespeare character (op Hamlet na
met zijn wereldberoemde ‘to be or not to be’ speech) wordt zo geïdentificeerd met
één enkele speech als Portia hier met haar woorden over mercy ... En: ze
spreekt ze niet in haar rol als doctor in de rechten, maar haalt ze van ergens
diep binnenin haar, vanachter de gouden buitenlaag van haar oppervlakkige
Belmont leven. Even houdt iedereen de adem in en lijkt zelfs Shylock onder de
indruk. Maar dan is het moment voorbij en valt ze weer terug in haar rol. Wat
ze dan zegt komt neer op: ja goed, natuurlijk moet je mededogen tonen en doe je
dat niet, dan staat het hof klaar om zijn oordeel te vellen. Waarop Shylock
uitroept: “I crave the law, the penalty and forfeit of my bond”. Weg momentum!
Maar Portia heeft nog meer in petto. Als een
volleerde toneelregisseur plant ze stap voor stap het nu volgende spektakel,
met haarzelf in de hoofdrol, naar een climax toe.
Ze lijkt nu Antonio voor een voldongen feit te stellen: “Therefore lay bare
your bosom”. Ze vraagt of er een weegschaal is om het vlees af te wegen en om
de aanwezigheid van een arts (wat door Shylock categorisch geweigerd wordt: dat
stond immers niet in het contract...). Ze geeft Antonio zelfs de gelegenheid
voor wat afscheidswoorden.
Die zijn, tegen Bassanio, buitengewoon, en genereus:
“Commend me to thy honorable wife. Tell her the process of Antonio’s end, say
how I loved you, speak me fair in death; and when the tale is told, bid her be
judge whether Bassanio had not once a love”. Het is niet meer en niet minder
dan zijn liefdesverklaring - “Commend me to thy honorable wife” is zijn
hoffelijke groet aan de rivaal die hij nooit kon verslaan.
Inmiddels heeft Shylock zijn mes al in de aanslag en
dan... “”Tarry a little!” Nu wordt er niet meer gesproken over genade,
mededogen, vergeving, of hoe je mercy vertalen wilt, maar louter en alleen
‘justice’. Alleen: Shylock zal meer recht krijgen dan hij eigenlijk zou willen.
Portia voegt nu fijntjes toe dat in haar interpretatie van de overeenkomst: a.
geen druppel bloed mag vloeien, want dat is niet expliciet in het contract
opgenomen en b. het precies een pond vlees moet zijn, geen gram meer of minder.
Shylock is nu bereid de som van drie maal drieduizend ducaten, een laatste bod
dat hij eerder afgewezen had, te accepteren, maar Portia is keihard: “The Jew
shall have all justice – he shall have nothing but the penalty”. Maar wijkt hij
daarbij van de twee genoemde voorwaarden af dan is de consequentie fataal:
“Thou diest and all thy goods are confiscate”.
Bovendien blijkt dan dat het strafbaar is voor
een buitenstaander (als Jood heeft Shylock kennelijk geen officiële status in
Venetië) om een Venetiaans staatsburger naar het leven te staan, wat Shylock
met het afsluiten van het contract gedaan heeft. Maar... dat had Portia bij
haar entree als advocaat ook meteen kunnen zeggen. Waarom de arme Antonio zo
lang in de waan gelaten dat zijn laatste uurtje geslagen had? Omdat Portia een
shownummer op wilde voeren met zichzelf in de hoofdrol.
Van ‘the quality of mercy’, eerder door haar
gedefinieerd als ‘an attribute to God himself’, is nu geen enkele sprake meer.
Het is de Duke, de voorzitter van de rechtbank, die genade betoont: “I pardon
thee thy life before thou ask it”. En het afstaan van de helft van zijn bezit
aan de staat (de andere helft was aan Antonio toegewezen) wordt omgezet in een
forse boete. “Maar toch niet het deel van Antonio”, brengt Portia onmiddellijk
in, alsof zij als de dood is dat Shylock er te gemakkelijk afkomt. Maar Antonio
is ook bereid genade te tonen: Shylock houdt het gebruik van de andere helft
van zijn vermogen, onder voorbehoud dat het na zijn dood aan Lorenzo en Jessica
toevalt. Dat lijkt een handeling uit pure vriendelijkheid, die vervolgens
echter weer tenietgedaan wordt door Antonio’s laatste, volkomen overbodige en
wrede eis, namelijk dat ‘He presently
become a Christian’. Waarom?
Dit is een ontluisterend moment. En het
bijzondere is dat deze wending Shakespeare’s eigen uitvinding is, we vinden het
niet terug in de bronnen die hij gebruikt heeft. Met elkaar bewerkstelligen
Antonio en Portia de totale afbraak van Shylock, daarbij aangemoedigd door de
onophoudelijke jennende kreten van Gratiano, de grootste antisemiet van
allemaal (Harold Bloom vergelijkt hem met Julius Streicher, Hitlers
krantenuitgever en één van de meest sinistere figuren in zijn gevolg): de man
wordt tot de grond toe afgebroken en verlaat de rechtszaal als een mompelend
wrak: “I pray you give me leave to go from hence. I am not well”.
Zelfs Malvolio in Twelth night,
opgesloten en krankzinnig verklaard, wordt toegestaan nog iets van zijn
waardigheid te behouden, maar Shylock moet kennelijk tot aan de grond toe
afgebroken worden. “I am content”, zegt hij ook nog, maar dat kan niet waar
zijn – hij is te zeer aan gruzelementen om nog te kunnen ageren tegen deze
aperte onrechtvaardigheden.
Want wat er ook nog bij komt: als Christen zal hij moeten opgeven wat hem nog
rest van zijn business, want geld uitlenen tegen rente was een puur Joodse
aangelegenheid in het Venetië van die dagen.
Illustratie: Shylock After the Trial
Waarom heeft Shakespeare toch aan Antonio
toegestaan deze laatste vernedering toe te dienen? Was Shylock te groot en
dominant geworden en stond hij daardoor de verdere ontwikkeling van het stuk in
de weg? Shakespeare heeft die truc vaker toegepast, bij Mercutio bijvoorbeeld
en de Fool van King Lear, bij Lady Macbeth – allen verdwijnen zij vroegtijdig.
Maar dat is niet bij Shylock het geval; aan het einde van de rechtzaak is de
eigenlijke plot vrijwel voorbij; het vijfde bedrijf heeft iets van een post
scriptum. Harold Bloom denkt dat Shakespeare de bekering nodig had om zijn
slotspel in Belmont te kunnen spelen zonder dat de schaduw van Shylocks
jood-zijn boven de handeling hangt.
Maar misschien toch ook... het is vreselijk om
te zeggen, maar is de gebroken bekeerling Shylock niet nog verreweg te
prefereren boven de bloederige slager en beul die hij geworden zou zijn als
Portia hem niet gestopt had? Met behulp van haar juridische trucendoos en het
aanwenden van haar, dat moet gezegd, niet geringe intelligentie (je moet van
goede huize komen om Shylock te kunnen vloeren).
Antonio was er dan niet meer geweest en wat zou Shylock daarmee hebben bereikt?
Aan de andere kant: in haar Quality of
Mercy speech steeg Portia geheel boven zichzelf uit, maar die mooie woorden
weet ze in de praktijk niet waar te maken: ze berooft de joodse geldschieter
tenslotte van zijn middelen van bestaan en verrijkt daarmee haar vrienden.
Antonio en Shylock zijn elkaars wederhelften,
maar kunnen in dit Venetië eigenlijk niet naast elkaar bestaan. Die
co-existentie moest op een gewelddadige manier gestopt worden, door óf de
barbaarse mutilatie van Antonio, óf de even barbaarse Christelijke wraak op
Shylock. Dé centrale eigenschap van Shakespeare’s centrale characters, hun
vermogen tot verandering door het stuk heen, is noch bij Antonio, noch bij
Shylock aanwezig. In de laatste acte is Shylock gebroken en Antonio
verduisterd.
Komedie? Zo zie je weer wat voor ambivalent
stuk The Merchant of Venice eigenlijk
is.
Na de spanning van de court scene volgt een nachtelijk intermezzo met Lorenzo en Jessica in Belmont. De woorden van Lorenzo over de harmonie der sferen, die de magie van deze nacht reflecteren, zijn haast te mooi voor een doorsnee character als Lorenzo. Het is alsof het scherm van de materiële werkelijkheid even wordt weggeschoven en een andere realiteit opgelicht: “Sit Jessica. Look how the floor of heaven is thick inlaid with patines of bright gold: there’s not the smallest orb which thou beholdest but in his motion like an angel sings... Such harmony is in immortal souls; but whilst this muddy versture of decay doth grossly close us in, we cannot hear it”.
Het is wel vaker dat Shakespeare in de nacht
onvermoede diepten in zijn personages laat zien, die dan even later weer
helemaal toegedekt zijn. Want met de terugkeer van de echtgenoten Bassanio en
Gratiano (die met Nerissa getrouwd is) en de teleurgestelde vrijgezel Antonio
wordt de magische sfeer weer verbroken en is het een en al luchtigheid en
grappenmakerij (met vooral legio sexuele toespelingen) wat de klok slaat. The Merchant of Venice is een komedie en
dat vereist een happy end.
Op het moment dat de kwestie van de ringen is
opgelost tussen Bassanio en Portia en de eerste daarmee plechtig verklaard
heeft dat zijn echtgenote en niet zijn boezemvriend de eerste plek inneemt in
zijn hart is de enige vraag die nog beantwoord moet worden of men zal blijven
feesten tot zonsopgang of dat het misschien beter is te gaan slapen en morgen
weer fris beginnen. Het is in feite dezelfde jetset, zegt Harold Bloom, als die
in Fellini’s La dolce vita, alleen
vier eeuwen eerder.
Toch kun je zeggen dat de ogenschijnlijk
triomferende Antonio even droevig en melancholiek eindigt als hij het stuk
begon. Hij (en niet Portia in haar rol als advocaat) is het die Shylock de
nekslag toebracht en zijn fortuin is gered, maar zijn lot als niet praktiserend
homosexueel is een levenslang celibaat; de happy ending van de komedie zal hem
niet redden. In het laatste bedrijf is ook hij in Belmont, omringd door drie
jonggetrouwde stelletjes, maar dat zal voor hem geen onverdeeld genoegen zijn;
hij hoort er eigenlijk net zo min thuis als Shylock, die intussen in Venetië
wordt opgevoed tot een goed katholiek. Het Christendom en de komedie
triomferen, Joodse moordzucht is de pas afgesneden, alles is ten goede gekeerd,
zo lijkt het. Maar is Shakespeare er werkelijk in geslaagd, zoals Harold Bloom
dacht dat zijn intentie was met de gedwongen bekering, de joodse schaduw af te
wenden? De stem en aanwezigheid van Shylock zijn nooit ver weg en zijn blijven
rondzingen, ook in de eeuwen na Shakespeare, des te meer in de eeuw van de
holocaust.
Shakespeare was zeker geen antisemiet, daarvoor
is Shylock met teveel inlevingsvermogen en toch ook sympathie getekend. Maar de
thematiek die hij aansnijdt blijft, ondanks het happy end waarin deze komedie
eindigt, buitengewoon verontrustend. Een scheldende Gratiano, die het liefst
had gezien dat Shylock werd opgehangen en een Antionio die zal blijven doorgaan
met spugen en schoppen: het zijn de lelijke gezichten van het vroegmoderne
antisemitisme. Het maakt The Merchant of
Venice één van Shakespeare’s meest verontrustende stukken.