Wat de hoofdpersoon Othello betreft:
het wordt nooit helemaal duidelijk van welke afkomst hij is: een zwarte
Afrikaanse man of een Berber dan wel Arabier? (Het feit dat hij in het stuk
wordt aangeduid als the Moor zegt in
dit geval niet zoveel: in Shakespeare’s tijd werd die term ook gebruikt om
zwarte Afrikanen aan te duiden). In onze tijd is het eigenlijk noodzakelijk dat
hij gespeeld wordt door een zwarte acteur; bij de première was de rol voor
Richard Burbage, de belangrijkste acteur van de King’s Men, die alle grote
hoofdrollen van Shakespeare’s stukken voor zijn rekening nam. Wellicht heeft
hij hem gespeeld met zwartgemaakt gezicht, net als Laurence Olivier in een
productie die Harold Bloom in 1964 zag, of Orson Welles in zijn Othello-film
uit 1951.
Othello vertelt over zichzelf dat
hij van koninklijke bloede is (maar vermeldt daarbij niet uit welk koninkrijk)
en kindsoldaat was. Hij werd ooit gevangen genomen, maar vocht zichzelf vrij –
waarop een lange militaire carrière volgde, met als eindresultaat de positie
als opperbevelhebber van de Venetiaanse strijdkrachten.
Iago is de ancient of ensign van
Othello: degene die zijn banier draagt. Hij heeft Othello’s veldslagen
gevochten en onvoorwaardelijke trouw aan zijn generaal gezworen. Maar nu, als
het stuk begint, is hij gepasseerd voor promotie tot Othello’s eerste
luitenant. Hij lijdt daardoor aan wat Miltons Satan, die veel gemeen heeft met
Iago, ‘a Sense of Injured Merit’ noemt.
Je zou kunnen beargumenteren dat niet Othello, maar Iago de werkelijke
hoofdfiguur in deze tragedie is; Harold Bloom noemde zijn boekje over dit stuk
niet voor niets Iago – the strategies of
evil.
Othello heeft in plaats van hem
Michael Cassio tot zijn luitenant gekozen, vermoedelijk omdat hij aanvoelt dat
de sinistere Iago, hoewel tot dan toe zeer loyaal, oorlog niet van vrede kan
onderscheiden. Oorlog voeren is zijn vak, maar hij heeft geen competenties die
nodig zijn in tijden van vrede (zoals voor hem ook Richard III). Harold Bloom
noemt hem ‘a pyromaniac who wishes to set fire to everything and everyone’. Iago
heeft niets dan minachting voor de man die, in zijn ogen volkomen onterecht,
zijn plek heeft ingenomen:
“... a great arithmetician, one Michael Cassio, a Florentine... that never set
a squadron in the field, nor the division of a battle knows more than a
spinster – unless a bookish theoric... Mere prattle, without practice is all
his soldiership. But he, sir, had the election... He, in good time, must his
lieutenant be, and I – God bless the mark! – his Moorship’s ancient!” (En
luister naar het bijtende sarcasme dat in de aanduiding ‘his Moorship’ zit!)
Cassio heeft geen enkele ervaring
op het slagveld, in tegenstelling tot Iago, die onder Othello’s op Rhodos,
Cyprus en tal van andere locaties heeft gevochten.
Maar nu trekt Iago zijn plan:
“I follow him to serve my turn upon him... in following him, I follow but
myself... I am not what I am.”
Met deze omineuze laatste uitspraak
zien we hoe Iago een demonische rol op zich neemt, die hij in de loop van het
stuk steeds verder ontwikkelen zal.
Het eerste wat hij doet is: chaos
creëren. Er is dan nog geen duidelijk plan. Samen met zijn maat Roderigo
schreeuwt hij Desdemona’s vader Brabantio zijn bed uit om hem het nieuws te
brengen dat Othello zojuist in het geheim met zijn dochter is getrouwd. Wat
daarbij vooral opvalt zijn de verregaande obsceniteiten die hij daarbij bezigt:
“Even now, very now, an old black ram is tupping your white ewe...” “I am one
sir, that comes to tell you your daughter and the Moor are now making the beast
with two backs...” Ook slaat hij ronduit racistische taal uit: Othello is een
Arabische dekhengst die ervoor zal zorgen dat Brabantio hinnikende
kleinkinderen krijgt: “You’ll have your daughter covered with a Barbary horse,
you’ll have your nephews [hier in de zin van: nakomelingen] neigh to you.”
(Barbary verwijst naar Noord Afrika en zou een aanwijzing kunnen zijn dat
Othello eerder van Berberse dan van Zwart-Afrikaanse afkomst is).
Othello zal uiteindelijk geheel
kapot gemaakt worden door Iago. Maar de nog niet gevallen, pas getrouwde
Othello is een formidabele figuur. Trots, overtuigd als hij is van zijn eigen
capaciteiten – maar toch ook kwetsbaar en onzeker. Met een bepaald gevoel voor
dramatiek – zonder werkelijk pompeus te worden. Wanneer Iago hem komt vertellen
dat Brabantio zijn huwelijk zeker ongedaan zal willen maken, is zijn antwoord
glorieus:
“Let him do his spite. My services which I have done the signiory shall
out-tongue his complaints... I fetch my life and being from men of royal siege
[zijn afkomst als Afrikaanse prins] and my demerits [hier in de betekenis van:
onderscheidingen] may speak unbonneted to as proud a fortune as this that I
have reached.”
En wanneer Brabantio met zijn troep
arriveert en zij met getrokken zwaarden tegenover Othello’s mannen staan is een
woord van hem voldoende om de zwaarden terug in de scheden te laten gaan, een
van nobele autoriteit vervuld woord: “Keep up your bright swords, for the dew
will rust them.” (Prachtige regel).
Voor de Doge van Venetië en de
Senaat beschuldigt Brabantio Othello ervan toverkunst te hebben gebruikt bij
het verleiden van Desdemona. Zijn antwoord is kalm en waardig:
“Rude am I in my speech, and little blessed with the soft phrase of peace...
Yet, by your gracious patience, I will a round unvarnished tale deliver of my
whole course of love – what drugs, what charms, what conjuration, and what
mighty magic for such proceeding I am charged withal, I won his daughter.”
Met een indrukwekkende vertelling
over zijn avonturen als militair en de gevaren die hij doorstaan heeft, zo zegt
hij nu tegen de Senaat, heeft hij het hart van Desdemona weten te winnen.
Terwijl zij naar hem luisterde “... I often did beguile her with her tears,
when I did speak of some distressful stroke that my youth suffered. My story
being done, she gave me for my pains a world of sighs. She swore, in faith,
‘twas strange, ‘twas passing strange, ‘twas pitiful, ‘twas wondrous pitiful...
She loved me for the dangers I had passed, and I loved her that she did pity
them. This only is the witchcraft I have used.”
Desdemona bevestigt zijn woorden op
prachtige wijze: “I saw Othello’s visage in his mind, and to his honors and his
valiant parts did I my soul and fortunes consecrate”, wat later een schrille
bijklank zal blijken te krijgen in een tragedie die eindigt met Othello’s brute
moord op zijn bruid. En hetzelfde geldt voor de woorden die Othello spreekt
wanneer hij vrijwel onmiddellijk daarna als bevelhebber naar Cyprus af moet
reizen om een dreigende Turkse aanval af te slaan en hij Desdemona aan Iago
toevertrouwt: “My life upon her faith! – Honest Iago, my Desdemona I must leave
to thee.”
Hoe snel zal zijn vertrouwen in Desdemona’s trouw aan het wankelen zijn
gebracht. En hoe we Iago’s ‘eerlijkheid’ moeten beoordelen is zojuist al
gebleken.
Het huwelijk tussen Othello en
Desdemona is een onwaarschijnlijke verbintenis. Gemengde huwelijken waren
schaars in die tijd; bovendien was Othello een jaar of vijftig en Desdemona een
meisje van veertien of vijftien.
En toch: beiden maken aan het begin duidelijk dat het niet zozeer sexuele lust
is die hen tot elkaar aantrekt (dat is wat Iago denkt, hij is ervan overtuigd
dat het huwelijk daardoor niet lang stand zal houden); het is eerder een
verbinding op het geestelijke vlak. Beiden zijn volkomen toegewijd aan elkaar.
Maar dan...
Iago en Roderigo blijven alleen op
het toneel achter en Roderigo spreekt zijn wanhoop uit: ook hij is verliefd op
Desdemona. Hij wordt daar helemaal door meegesleurd, maar Iago spreekt hem
daarop aan: hij dient zijn wil te disciplineren, dan kun je nooit zo overspoeld
worden door gevoelens zoals nu met Roderigo het geval is: je hebt het helemaal
zelf in de hand. Het beeld van de wil als tuinier is schitterend gevonden:
“Our bodies are our gardens, to which our wills are gardeners; so that if we
plant nettles or sow lettuce, set hyssop and weed up thyme, supply it with one
gender of herbs or distract it with many, either to have it sterile with
idleness or manured with industry – why, the power and corrigible authority of
this lies in our wills.”
Bovendien hebben we de Rede die onze gevoelens kan corrigeren: “If the balance
of our lives had not one scale of reason to poise another of sensuality, the
blood and baseness of our natures would conduct us to most preposterous
conclusions”
En dat laatste is precies wat er
met Othello zal gebeuren: sensuality,
blood & baseness worden zijn ondergang, alsook zijn gebrek aan reason: hij kan niet meer helder denken
zodra Iago hem begint te bewerken. En wat zijn lot bezegelt is dat zijn geest
en intellect verreweg inferieur zijn aan die van Iago: hij is eigenlijk geen
partij voor hem. Het is die combinatie van een superieur intellect met een
ongekende wraakzucht en vernietigingsdrang die Iago zo angstaanjagend maakt.
Gaandeweg begint nu een plan bij
Iago vorm te krijgen: hij denkt Roderigo’s verliefdheid te kunnen gebruiken, ze
hebben beiden hun eigen reden om Othello te haten:
“I have told thee often, and I retell thee again and again, I hate the Moor. My
cause is hearted, thine hath no less reason. Let us be conjunctive in our
revenge against him. If thou canst cuckold him, thou doest thyself a pleasure,
me a sport...”
Om zichzelf nog meer aan te sporen,
verzint Iago (in zijn eerste soliloquy, ofwel alleenspraak) dat ‘’twixt my
sheets he’s done my office’, m.a.w.: hij zou de minnaar zijn van Emilia, Iago’s
echtgenote. Niemand die daar ook maar iets van zou geloven, maar hij creëert zo
voor zichzelf een extra motivatie om Othello te haten. Vervolgens bedenkt hij
dat ook zijn grote vijand Cassio een pion in zijn spel zou kunnen zijn (het is
nu de vraag wie Iago het meest haat, de man die zijn plaats in heeft genomen:
Cassio; of de bevelhebber die hem gepasseerd heeft: Othello):
“How, how? – Let’s see – after some time, to abuse Othello’s ear that he
[Cassio] is too familiar with his wife...”
Hij ziet Othello als een gemakkelijk slachtoffer: “The Moor is of a free and
open nature, that thinks men honest that but seem to be so, and will as
tenderly be led by the nose as asses are.
I have it. It is engendered. Hell and night must bring this monstrous birth to
the world’s light.”
Dat ‘I have it’ is enigszins
overdreven; het is allemaal nog heel tentatief. Zijn plan komt stapje voor
stapje tot stand, als een briljant strateeg zal hij telkens weten in te spelen
op de omstandigheden die zich aandienen. Iago is een groot improvisator.
Het gelukkigste moment voor Othello
en Desdemona in het stuk is zijn aankomst op Cyprus (Othello is daar door de
Senaat heen gestuurd om de Venetiaanse troepen te leiden die het eiland tegen
een aanval van de Turken moeten beschermen); Desdemona was daar al en vreesde
voor even dat haar echtgenoot was omgekomen in de heftige storm die op zee
woedde en die de Turkse vloot in de golven heeft doen verdwijnen (waarmee de
verwachte confrontatie ook meteen van de baan is). Maar hij is gespaard
gebleven. Bij hun hereniging spreekt hij aangrijpende woorden van verrukking:
“If it were now to die, ‘twere to be most happy... I cannot speak enough of
this content. It stops me here; it is too much of joy.”
Maar Iago staat terzijde en
fluistert dat hij hun harmonie zeker ontstemmen zal, alsof Othello een
instrument is dat door hem bespeeld wordt:
“Oh, you are well tuned now! But I’ll set down the pegs that make this music,
as honest as I am”.
‘Honest’. Het is wel het meest
cynische woord dat je m.b.t. Iago kunt gebruiken.
Want in zijn tweede soliloquy creëert hij opnieuw de mythe van het overspel met
zijn vrouw, waarvan hij behalve Othello nu ook Cassio verdenkt (“I fear Cassio
with my nightcap too”): twee zelfverzonnen feiten waar hij zelf ook eigenlijk
niet in gelooft, maar die hij gebruikt als een fictie om zichzelf aan te
sporen, ‘to diet my revenge’.
“I do suspect the lusty Moor hath
leaped into my seat, the thought whereof doth – like a poisenous mineral – gnaw
my innards; and nothing can or shall content my soul till I am evened with him,
wife for wife, or [de gedachte
Desdemona uit wraak op Othello te verleiden komt hem onmiddellijk daarna als al
te absurd voor] failing so, yet that I put the Moor at least into a jealousy so
strong that judgement cannot cure.”
Hij heeft een plannetje bedacht:
Cassio te provoceren wanneer deze vannacht op wacht staat, en zo een chaos te
creëren in de straten van Cyprus die in zijn (Cassio’s) nadeel zal uitpakken. Al
is het plan nog steeds niet helemaal uitgewerkt: “’Tis here, but yet confused.”
Die avond, als er gefeest wordt om
het afslaan van de Turkse aanval te vieren, voert Iago Cassio dronken – deze
kan slecht tegen drank en is opvliegend van aard: een dronkenmansruzie volgt,
met als resultaat dat Montano, de gouverneur van Cyprus, wordt neergestoken.
Het is allemaal door Iago geregisseerd, met als bedoeling Cassio in diskrediet
te brengen. Dat lukt: Othello zet hem uit zijn functie. “Cassio, I love thee
[voor het eerst gebruikt Othello zijn achternaam – voorheen sprak hij hem aan
als ‘Michael’], but nevermore be officer of mine.”
Alleen met hem achtergebleven,
wendt Iago voor de oplossing voor Cassio’s problemen te kennen, hem ondertussen
steeds dieper in zijn netten verstrikkend. Hij moet Desdemona benaderen
(wetende dat hij Othello’s jaloezie hiermee zal kunnen aanwakkeren):
“I’ll tell you what you shall do. Our general’s wife is now the general...
confess yourself freely to her; importune her help to put you in your place
again.”
Cassio vindt het een goed idee.
Alleen op het toneel achtergebleven krijgen we Iago’s derde en meest uitbundige
soliloquy. Hoezo ben ik een schurk? vraagt hij zich af – ik geef alleen maar
een gratis en eerlijk advies hoe hij weer in de gunst van de Moor kan komen...
“How am I then a villain, to counsel Cassio directly to his good?”
Maar dan komt de ware aap uit de mouw, komt de duivel in hem tevoorschijn:
“Divinity of hell! When devils will the blackest sin put on, they do suggest at
first with heavenly shows, as I do now. For whiles this honest fool plies
Desdemona to repair his fortune, and she for him pleads strongly to the Moor,
I’ll pour this pestilence into his ear and by how much she strives to do him
[Cassio] good, she shall undo her credit with the Moor. So will I ... out of
her own goodness make the net that shall enmesh them all.”
Zoals Claudius de oude koning
Hamlet doodt door vergif in zijn oor te gieten tijdens zijn slaap, zal Iago
‘pour pestilence into Othello‘s ear’, namelijk door te insinueren dat Desdemona
alleen maar pleit voor Cassio omdat zij iets (sexueels) met hem heeft.
Waar Iago voorheen nog niet
helemaal zeker was over de te volgens strategie, ligt er nu een compleet
ontwikkeld plan: “Ay, that’s the way. Dull not device by coldness and delay.”
Het is niet louter vreugde om zijn wraakoefening, waarvan hij nu zeker is dat
die gaat lukken; de triomfantelijke toon getuigt ook van een puur intellectueel
plezier omtrent zo’n subtiel en compleet stukje zwarte kunst dat hij gecreëerd
heeft, van het slagen waarvan hij nu compleet overtuigd is.
Iago’s motief is allang niet meer
zijn jaloezie op Cassio, die zijn plek heeft ingepikt. Als dat zo was, was zijn
doel allang bereikt: Cassio is gedegradeerd. Maar Iago is een morele pyromaan,
die het liefst alles in de hens zou steken; een figuur van duisternis die het
licht en het geluk van Othello en Desdemona niet naast zich kan dulden. Een
concreet motief is er eigenlijk niet meer (hoewel hij dat wel, zoals we al
gezien hebben, voor zichzelf probeert te creëren, maar dat motief – Othello die
uit zou zijn op zijn vrouw – is een onwaarschijnlijke fictie). Hij is op niets
minder uit dan de totale vernietiging van zijn generaal.
In de korte scène III.2 zien we
Othello de fortificaties inspecteren. Het is zijn laatste optreden als de
gerespecteerde publieke figuur die hij is en die vol zelfvertrouwen en met kennis
van zaken handelt. Als de cruciale scène III.3 is afgelopen, is dat beeld
volledig aan stukken. ‘Othello’s occupation’s gone’, zegt hij dan over
zichzelf.
Omdat deze scène zo cruciaal is en
Othello’s totale ommekeer van een liefhebbende echtgenoot naar een moordlustige
wreker bewerkstelligt, wil ik er wat meer aandacht aan besteden.
Aan het begin van de scène is alles
nog in orde, hoewel het precies loopt zoals Iago gehoopt had: Desdemona komt
bij Othello voor Cassio pleiten. Maar Othello’s antwoord is uiterst hoffelijk:
hij kan haar niets weigeren. En nadat zij is weggegaan luidt het: “Excellent
wretch! Perdition catch my soul, but I do love thee! And when I love thee not,
[in de betekenis van: mocht dat in de toekomst niet meer het geval zijn, wat ik
verschrikkelijk zou vinden], Chaos is come again.”
En dat laatste, wat hij het meeste vreest, is precies wat er komen gaat...
Iago is een meesterlijk strateeg.
Stapje voor stapje voert hij Othello het grensland van de twijfel binnen. Hij
dropt wat vage suggesties die betrekking hebben op Desdemona en Cassio zonder
nog te verduidelijken wat hij bedoelt. En Othello hapt toe, hij wil meer horen:
“Nay, there’s more in this. I prithee, speak to me as to thy thinkings... By
heaven, I’ll know thy thoughts.”
Iago wordt nu concreter: “Look to
your wife; observe her well with Cassio...”
En hij speelt in op Othello’s zwakke punt: zijn status als buitenstaander die,
i.t.t. Iago zelf, niet op de hoogte is van de cultuur en gewoontes van de
Venetianen. En dan met name die van hun vrouwen: “I know our country
disposition well; in Venice they [de vrouwen] do let God see the pranks they
dare not show their husbands.” Om daar fijntjes aan toe te voegen: “She did
deceive her father, marrying you...“ (M.a.w.: het zou jou net zo goed kunnen
overkomen).
Iago is hier een zielendokter die
niet geneest maar de geest van zijn patiënt verwondt. Maar voorwendt het beste
met hem voor te hebben: “I see this hath a little dashed your spirits.”
Othello’s “Not a jot, not a jot” overtuigt niemand. En nogmaals: “My lord, I
see you are moved”, waarop Othello opnieuw: “No, not much moved.”
Maar even later verzucht hij: “Why did I marry?”
En door Iago alleen gelaten, komt
hij met een gekwelde soliloquy. Hij tobt over zijn zwarte huidskleur, zijn
gebrek aan goede salonmanieren (‘I have not those soft parts of conversation
that chamberers have’) en over zijn (hoge) leeftijd. En ineens is hij er
volkomen van overtuigd dat hij bedrogen is:
“O curse of marriage, that we can call these delicate creatures ours and not
their appetites! I had rather be a toad and live upon the vapour of a dungeon
than keep a corner of the thing I love for others’ uses.”
Als Desdemona vervolgens opkomt, is
zij zich er totaal niet van bewust wat er speelt bij haar man. Hij klaagt over
hoofdpijn; zij veegt zijn voorhoofd af met een zakdoek die ze vervolgens laat
vallen. Die zakdoek (the handkerchief!) gaat een cruciale rol spelen: Emilia
raapt het kleinood (dat Othello speciaal voor Desdemona heeft laten
vervaardigen) op en geeft het, wanneer deze blijft aandringen, aan Iago. Na het
vertrek van zijn vrouw heeft hij een korte en buitengewoon krachtige
karakterisering van wat er met Othello, onder invloed van zijn machinaties, aan
het gebeuren is: “The Moor already changes with my poison.” En als hij Othello weer
ziet aankomen (zichtbaar verheugd over wat het ‘vergif’ doet met zijn
werkgever): “Look where he comes! Not poppy nor mandragora [verdovende
middelen] nor all the drowsy syrups in the world shall ever medicine thee to
that sweet sleep which thou owd’st yersterday.”
En inderdaad, Othello breekt uit in
een klaagzang over zijn Val, die, met het veronderstelde verraad van Desdemona,
totaal is: blijkbaar is ook zijn positie als militair en legerleider nu totaal
ondergraven:
“Oh, now, forever farewell the tranquil mind! Farewell content! Farewell the
plumed troops and the big wars that makes ambition virtue! Oh,farewell! Farewell
the neighing steed and the shrill trump, the spirit-stirring drum, th’ear
piercing fife, the royal banner and all quality, pride, pomp and circumstance
of glorious war! ... Farewell, Othello’s occupation’s gone.”
Merkwaardig is het wel, en Othello wordt
er hierdoor ook niet sympathieker op. Het enige dat hem nu nog lijkt bezig te
houden is: niet het verlies van de liefde van Desdemona, maar van zijn prestige
als militair.
Iago’s triomf is totaal, maar waar
hij geen rekening mee gehouden heeft, is dat Othello’s woede en wanhoop zich nu
ook op hem richt:
“Villain, be sure thou prove my love a whore! Give me ocular proof, or, by the
worth of mine eternal soul, thou hadst better have been born a dog than answer
my naked wrath.”
(En in veel producties vliegt hij hier Iago aan).
Iago zal nu met een sterk verhaal
moeten komen om die woede weer af te buigen naar Cassio en Desdemona. Hij komt
met een compleet verzonnen relaas over Cassio die hij in zijn slaap over
Desdemona heeft horen praten (“Cursed fate that gave thee to the Moor”, zou hij
hem hebben horen mompelen); een absurd verhaal dat alleen iemand in de maniakale
staat waarin Othello nu verkeert zou geloven. Maar dan speelt hij zijn sterkste
troef uit: the handkerchief: “...
such a handkerchief – I am sure it was your wife’s – did I today see Cassio
wipe his beard with”.
Het werkt als een rode lap op een
stier: “Arise, black vengeance, from the hollow hell! Yield up, O love, thy
crown and hearted throne to tyrannous hate... O! Blood, blood, blood!” De totale
ineenstorting van de Othello die we gekend hebben. Na verzekerd te hebben dat
zijn ‘bloody thoughts ... shall never look back’ knielt hij neer om een eed af
te leggen: “In the due reverence of a sacred vow I here engage my words.” “Do
not rise yet”, zegt Iago dan: een briljante zet. Ook hij gaat door de knieën om
iets te voltrekken dat op een Zwarte Mis lijkt, het afleggen van een eed die
hen beiden verplicht tot een wraakoefening die tot de dood van zowel Cassio als
Desdemona zou moeten leiden:
“Within these three days let me hear thee say that Cassio’s not alive.
Iago: My friend is dead. ‘Tis done at your request. But let her live.” Waarom
Iago hier nog pleit voor het leven van Desdemona is onduidelijk. Wellicht denkt
hij dat dit pleidooi er bij Othello toe leidt dat hij haar dan juist naar het
leven zal staan. Want zijn reactie: “Damn her, lewd minx! Oh, damn her, damn
her!”
Iago’s dubbele doel is nu bereikt:
zijn concurrent Cassio wordt uit de weg geruimd, hij kan zijn plaats innemen
(“Now art thou my lieutenant”, zegt Othello tegen Iago) én zijn afgunst op de
positie en het geluk van zijn generaal vindt haar ultieme bevrediging in de
totale ineenstorting van Othello en de dood van diens geliefde.
Othello & Desdemona |