vrijdag 2 augustus 2024

Shakespeare's Othello, deel I


In mijn serie over de vijf Grote Tragedies van Shakespeare (waartoe ik ook Anthony & Cleopatra reken) nu deel ii. Na Hamlet komt Othello aan bod. In mijn ogen de meest pijnlijke van allemaal.

Wat de hoofdpersoon Othello betreft: het wordt nooit helemaal duidelijk van welke afkomst hij is: een zwarte Afrikaanse man of een Berber dan wel Arabier? (Het feit dat hij in het stuk wordt aangeduid als the Moor zegt in dit geval niet zoveel: in Shakespeare’s tijd werd die term ook gebruikt om zwarte Afrikanen aan te duiden). In onze tijd is het eigenlijk noodzakelijk dat hij gespeeld wordt door een zwarte acteur; bij de première was de rol voor Richard Burbage, de belangrijkste acteur van de King’s Men, die alle grote hoofdrollen van Shakespeare’s stukken voor zijn rekening nam. Wellicht heeft hij hem gespeeld met zwartgemaakt gezicht, net als Laurence Olivier in een productie die Harold Bloom in 1964 zag, of Orson Welles in zijn Othello-film uit 1951.

Othello vertelt over zichzelf dat hij van koninklijke bloede is (maar vermeldt daarbij niet uit welk koninkrijk) en kindsoldaat was. Hij werd ooit gevangen genomen, maar vocht zichzelf vrij – waarop een lange militaire carrière volgde, met als eindresultaat de positie als opperbevelhebber van de Venetiaanse strijdkrachten.

Iago is de ancient of ensign van Othello: degene die zijn banier draagt. Hij heeft Othello’s veldslagen gevochten en onvoorwaardelijke trouw aan zijn generaal gezworen. Maar nu, als het stuk begint, is hij gepasseerd voor promotie tot Othello’s eerste luitenant. Hij lijdt daardoor aan wat Miltons Satan, die veel gemeen heeft met Iago, ‘a Sense of Injured Merit’ noemt.
Je zou kunnen beargumenteren dat niet Othello, maar Iago de werkelijke hoofdfiguur in deze tragedie is; Harold Bloom noemde zijn boekje over dit stuk niet voor niets Iago – the strategies of evil.

Othello heeft in plaats van hem Michael Cassio tot zijn luitenant gekozen, vermoedelijk omdat hij aanvoelt dat de sinistere Iago, hoewel tot dan toe zeer loyaal, oorlog niet van vrede kan onderscheiden. Oorlog voeren is zijn vak, maar hij heeft geen competenties die nodig zijn in tijden van vrede (zoals voor hem ook Richard III). Harold Bloom noemt hem ‘a pyromaniac who wishes to set fire to everything and everyone’. Iago heeft niets dan minachting voor de man die, in zijn ogen volkomen onterecht, zijn plek heeft ingenomen:
“... a great arithmetician, one Michael Cassio, a Florentine... that never set a squadron in the field, nor the division of a battle knows more than a spinster – unless a bookish theoric... Mere prattle, without practice is all his soldiership. But he, sir, had the election... He, in good time, must his lieutenant be, and I – God bless the mark! – his Moorship’s ancient!” (En luister naar het bijtende sarcasme dat in de aanduiding ‘his Moorship’ zit!)

Cassio heeft geen enkele ervaring op het slagveld, in tegenstelling tot Iago, die onder Othello’s op Rhodos, Cyprus en tal van andere locaties heeft gevochten.

Maar nu trekt Iago zijn plan:
“I follow him to serve my turn upon him... in following him, I follow but myself... I am not what I am.”

Met deze omineuze laatste uitspraak zien we hoe Iago een demonische rol op zich neemt, die hij in de loop van het stuk steeds verder ontwikkelen zal.

Het eerste wat hij doet is: chaos creëren. Er is dan nog geen duidelijk plan. Samen met zijn maat Roderigo schreeuwt hij Desdemona’s vader Brabantio zijn bed uit om hem het nieuws te brengen dat Othello zojuist in het geheim met zijn dochter is getrouwd. Wat daarbij vooral opvalt zijn de verregaande obsceniteiten die hij daarbij bezigt: “Even now, very now, an old black ram is tupping your white ewe...” “I am one sir, that comes to tell you your daughter and the Moor are now making the beast with two backs...” Ook slaat hij ronduit racistische taal uit: Othello is een Arabische dekhengst die ervoor zal zorgen dat Brabantio hinnikende kleinkinderen krijgt: “You’ll have your daughter covered with a Barbary horse, you’ll have your nephews [hier in de zin van: nakomelingen] neigh to you.”
(Barbary verwijst naar Noord Afrika en zou een aanwijzing kunnen zijn dat Othello eerder van Berberse dan van Zwart-Afrikaanse afkomst is).

Othello zal uiteindelijk geheel kapot gemaakt worden door Iago. Maar de nog niet gevallen, pas getrouwde Othello is een formidabele figuur. Trots, overtuigd als hij is van zijn eigen capaciteiten – maar toch ook kwetsbaar en onzeker. Met een bepaald gevoel voor dramatiek – zonder werkelijk pompeus te worden. Wanneer Iago hem komt vertellen dat Brabantio zijn huwelijk zeker ongedaan zal willen maken, is zijn antwoord glorieus:
“Let him do his spite. My services which I have done the signiory shall out-tongue his complaints... I fetch my life and being from men of royal siege [zijn afkomst als Afrikaanse prins] and my demerits [hier in de betekenis van: onderscheidingen] may speak unbonneted to as proud a fortune as this that I have reached.”

En wanneer Brabantio met zijn troep arriveert en zij met getrokken zwaarden tegenover Othello’s mannen staan is een woord van hem voldoende om de zwaarden terug in de scheden te laten gaan, een van nobele autoriteit vervuld woord: “Keep up your bright swords, for the dew will rust them.” (Prachtige regel).

Voor de Doge van Venetië en de Senaat beschuldigt Brabantio Othello ervan toverkunst te hebben gebruikt bij het verleiden van Desdemona. Zijn antwoord is kalm en waardig:
“Rude am I in my speech, and little blessed with the soft phrase of peace... Yet, by your gracious patience, I will a round unvarnished tale deliver of my whole course of love – what drugs, what charms, what conjuration, and what mighty magic for such proceeding I am charged withal, I won his daughter.”

Met een indrukwekkende vertelling over zijn avonturen als militair en de gevaren die hij doorstaan heeft, zo zegt hij nu tegen de Senaat, heeft hij het hart van Desdemona weten te winnen. Terwijl zij naar hem luisterde “... I often did beguile her with her tears, when I did speak of some distressful stroke that my youth suffered. My story being done, she gave me for my pains a world of sighs. She swore, in faith, ‘twas strange, ‘twas passing strange, ‘twas pitiful, ‘twas wondrous pitiful... She loved me for the dangers I had passed, and I loved her that she did pity them. This only is the witchcraft I have used.”

Desdemona bevestigt zijn woorden op prachtige wijze: “I saw Othello’s visage in his mind, and to his honors and his valiant parts did I my soul and fortunes consecrate”, wat later een schrille bijklank zal blijken te krijgen in een tragedie die eindigt met Othello’s brute moord op zijn bruid. En hetzelfde geldt voor de woorden die Othello spreekt wanneer hij vrijwel onmiddellijk daarna als bevelhebber naar Cyprus af moet reizen om een dreigende Turkse aanval af te slaan en hij Desdemona aan Iago toevertrouwt: “My life upon her faith! – Honest Iago, my Desdemona I must leave to thee.”
Hoe snel zal zijn vertrouwen in Desdemona’s trouw aan het wankelen zijn gebracht. En hoe we Iago’s ‘eerlijkheid’ moeten beoordelen is zojuist al gebleken.

Het huwelijk tussen Othello en Desdemona is een onwaarschijnlijke verbintenis. Gemengde huwelijken waren schaars in die tijd; bovendien was Othello een jaar of vijftig en Desdemona een meisje van veertien of vijftien.
En toch: beiden maken aan het begin duidelijk dat het niet zozeer sexuele lust is die hen tot elkaar aantrekt (dat is wat Iago denkt, hij is ervan overtuigd dat het huwelijk daardoor niet lang stand zal houden); het is eerder een verbinding op het geestelijke vlak. Beiden zijn volkomen toegewijd aan elkaar. Maar dan...

Iago en Roderigo blijven alleen op het toneel achter en Roderigo spreekt zijn wanhoop uit: ook hij is verliefd op Desdemona. Hij wordt daar helemaal door meegesleurd, maar Iago spreekt hem daarop aan: hij dient zijn wil te disciplineren, dan kun je nooit zo overspoeld worden door gevoelens zoals nu met Roderigo het geval is: je hebt het helemaal zelf in de hand. Het beeld van de wil als tuinier is schitterend gevonden:
“Our bodies are our gardens, to which our wills are gardeners; so that if we plant nettles or sow lettuce, set hyssop and weed up thyme, supply it with one gender of herbs or distract it with many, either to have it sterile with idleness or manured with industry – why, the power and corrigible authority of this lies in our wills.”
Bovendien hebben we de Rede die onze gevoelens kan corrigeren: “If the balance of our lives had not one scale of reason to poise another of sensuality, the blood and baseness of our natures would conduct us to most preposterous conclusions”

En dat laatste is precies wat er met Othello zal gebeuren: sensuality, blood & baseness worden zijn ondergang, alsook zijn gebrek aan reason: hij kan niet meer helder denken zodra Iago hem begint te bewerken. En wat zijn lot bezegelt is dat zijn geest en intellect verreweg inferieur zijn aan die van Iago: hij is eigenlijk geen partij voor hem. Het is die combinatie van een superieur intellect met een ongekende wraakzucht en vernietigingsdrang die Iago zo angstaanjagend maakt.

Gaandeweg begint nu een plan bij Iago vorm te krijgen: hij denkt Roderigo’s verliefdheid te kunnen gebruiken, ze hebben beiden hun eigen reden om Othello te haten:
“I have told thee often, and I retell thee again and again, I hate the Moor. My cause is hearted, thine hath no less reason. Let us be conjunctive in our revenge against him. If thou canst cuckold him, thou doest thyself a pleasure, me a sport...”

Om zichzelf nog meer aan te sporen, verzint Iago (in zijn eerste soliloquy, ofwel alleenspraak) dat ‘’twixt my sheets he’s done my office’, m.a.w.: hij zou de minnaar zijn van Emilia, Iago’s echtgenote. Niemand die daar ook maar iets van zou geloven, maar hij creëert zo voor zichzelf een extra motivatie om Othello te haten. Vervolgens bedenkt hij dat ook zijn grote vijand Cassio een pion in zijn spel zou kunnen zijn (het is nu de vraag wie Iago het meest haat, de man die zijn plaats in heeft genomen: Cassio; of de bevelhebber die hem gepasseerd heeft: Othello):
“How, how? – Let’s see – after some time, to abuse Othello’s ear that he [Cassio] is too familiar with his wife...”
Hij ziet Othello als een gemakkelijk slachtoffer: “The Moor is of a free and open nature, that thinks men honest that but seem to be so, and will as tenderly be led by the nose as asses are.
I have it. It is engendered. Hell and night must bring this monstrous birth to the world’s light.”

Dat ‘I have it’ is enigszins overdreven; het is allemaal nog heel tentatief. Zijn plan komt stapje voor stapje tot stand, als een briljant strateeg zal hij telkens weten in te spelen op de omstandigheden die zich aandienen. Iago is een groot improvisator.

Het gelukkigste moment voor Othello en Desdemona in het stuk is zijn aankomst op Cyprus (Othello is daar door de Senaat heen gestuurd om de Venetiaanse troepen te leiden die het eiland tegen een aanval van de Turken moeten beschermen); Desdemona was daar al en vreesde voor even dat haar echtgenoot was omgekomen in de heftige storm die op zee woedde en die de Turkse vloot in de golven heeft doen verdwijnen (waarmee de verwachte confrontatie ook meteen van de baan is). Maar hij is gespaard gebleven. Bij hun hereniging spreekt hij aangrijpende woorden van verrukking:
“If it were now to die, ‘twere to be most happy... I cannot speak enough of this content. It stops me here; it is too much of joy.”

Maar Iago staat terzijde en fluistert dat hij hun harmonie zeker ontstemmen zal, alsof Othello een instrument is dat door hem bespeeld wordt:
“Oh, you are well tuned now! But I’ll set down the pegs that make this music, as honest as I am”.

‘Honest’. Het is wel het meest cynische woord dat je m.b.t. Iago kunt gebruiken.
Want in zijn tweede soliloquy creëert hij opnieuw de mythe van het overspel met zijn vrouw, waarvan hij behalve Othello nu ook Cassio verdenkt (“I fear Cassio with my nightcap too”): twee zelfverzonnen feiten waar hij zelf ook eigenlijk niet in gelooft, maar die hij gebruikt als een fictie om zichzelf aan te sporen, ‘to diet my revenge’.

“I do suspect the lusty Moor hath leaped into my seat, the thought whereof doth – like a poisenous mineral – gnaw my innards; and nothing can or shall content my soul till I am evened with him, wife for wife, or [de gedachte Desdemona uit wraak op Othello te verleiden komt hem onmiddellijk daarna als al te absurd voor] failing so, yet that I put the Moor at least into a jealousy so strong that judgement cannot cure.”

Hij heeft een plannetje bedacht: Cassio te provoceren wanneer deze vannacht op wacht staat, en zo een chaos te creëren in de straten van Cyprus die in zijn (Cassio’s) nadeel zal uitpakken. Al is het plan nog steeds niet helemaal uitgewerkt: “’Tis here, but yet confused.”

Die avond, als er gefeest wordt om het afslaan van de Turkse aanval te vieren, voert Iago Cassio dronken – deze kan slecht tegen drank en is opvliegend van aard: een dronkenmansruzie volgt, met als resultaat dat Montano, de gouverneur van Cyprus, wordt neergestoken. Het is allemaal door Iago geregisseerd, met als bedoeling Cassio in diskrediet te brengen. Dat lukt: Othello zet hem uit zijn functie. “Cassio, I love thee [voor het eerst gebruikt Othello zijn achternaam – voorheen sprak hij hem aan als ‘Michael’], but nevermore be officer of mine.”

Alleen met hem achtergebleven, wendt Iago voor de oplossing voor Cassio’s problemen te kennen, hem ondertussen steeds dieper in zijn netten verstrikkend. Hij moet Desdemona benaderen (wetende dat hij Othello’s jaloezie hiermee zal kunnen aanwakkeren):
“I’ll tell you what you shall do. Our general’s wife is now the general... confess yourself freely to her; importune her help to put you in your place again.”

Cassio vindt het een goed idee. Alleen op het toneel achtergebleven krijgen we Iago’s derde en meest uitbundige soliloquy. Hoezo ben ik een schurk? vraagt hij zich af – ik geef alleen maar een gratis en eerlijk advies hoe hij weer in de gunst van de Moor kan komen...
“How am I then a villain, to counsel Cassio directly to his good?”
Maar dan komt de ware aap uit de mouw, komt de duivel in hem tevoorschijn:
“Divinity of hell! When devils will the blackest sin put on, they do suggest at first with heavenly shows, as I do now. For whiles this honest fool plies Desdemona to repair his fortune, and she for him pleads strongly to the Moor, I’ll pour this pestilence into his ear and by how much she strives to do him [Cassio] good, she shall undo her credit with the Moor. So will I ... out of her own goodness make the net that shall enmesh them all.”

Zoals Claudius de oude koning Hamlet doodt door vergif in zijn oor te gieten tijdens zijn slaap, zal Iago ‘pour pestilence into Othello‘s ear’, namelijk door te insinueren dat Desdemona alleen maar pleit voor Cassio omdat zij iets (sexueels) met hem heeft.

Waar Iago voorheen nog niet helemaal zeker was over de te volgens strategie, ligt er nu een compleet ontwikkeld plan: “Ay, that’s the way. Dull not device by coldness and delay.” Het is niet louter vreugde om zijn wraakoefening, waarvan hij nu zeker is dat die gaat lukken; de triomfantelijke toon getuigt ook van een puur intellectueel plezier omtrent zo’n subtiel en compleet stukje zwarte kunst dat hij gecreëerd heeft, van het slagen waarvan hij nu compleet overtuigd is.

Iago’s motief is allang niet meer zijn jaloezie op Cassio, die zijn plek heeft ingepikt. Als dat zo was, was zijn doel allang bereikt: Cassio is gedegradeerd. Maar Iago is een morele pyromaan, die het liefst alles in de hens zou steken; een figuur van duisternis die het licht en het geluk van Othello en Desdemona niet naast zich kan dulden. Een concreet motief is er eigenlijk niet meer (hoewel hij dat wel, zoals we al gezien hebben, voor zichzelf probeert te creëren, maar dat motief – Othello die uit zou zijn op zijn vrouw – is een onwaarschijnlijke fictie). Hij is op niets minder uit dan de totale vernietiging van zijn generaal.

In de korte scène III.2 zien we Othello de fortificaties inspecteren. Het is zijn laatste optreden als de gerespecteerde publieke figuur die hij is en die vol zelfvertrouwen en met kennis van zaken handelt. Als de cruciale scène III.3 is afgelopen, is dat beeld volledig aan stukken. ‘Othello’s occupation’s gone’, zegt hij dan over zichzelf.

Omdat deze scène zo cruciaal is en Othello’s totale ommekeer van een liefhebbende echtgenoot naar een moordlustige wreker bewerkstelligt, wil ik er wat meer aandacht aan besteden.

Aan het begin van de scène is alles nog in orde, hoewel het precies loopt zoals Iago gehoopt had: Desdemona komt bij Othello voor Cassio pleiten. Maar Othello’s antwoord is uiterst hoffelijk: hij kan haar niets weigeren. En nadat zij is weggegaan luidt het: “Excellent wretch! Perdition catch my soul, but I do love thee! And when I love thee not, [in de betekenis van: mocht dat in de toekomst niet meer het geval zijn, wat ik verschrikkelijk zou vinden], Chaos is come again.”
En dat laatste, wat hij het meeste vreest, is precies wat er komen gaat...

Iago is een meesterlijk strateeg. Stapje voor stapje voert hij Othello het grensland van de twijfel binnen. Hij dropt wat vage suggesties die betrekking hebben op Desdemona en Cassio zonder nog te verduidelijken wat hij bedoelt. En Othello hapt toe, hij wil meer horen: “Nay, there’s more in this. I prithee, speak to me as to thy thinkings... By heaven, I’ll know thy thoughts.”

Iago wordt nu concreter: “Look to your wife; observe her well with Cassio...”
En hij speelt in op Othello’s zwakke punt: zijn status als buitenstaander die, i.t.t. Iago zelf, niet op de hoogte is van de cultuur en gewoontes van de Venetianen. En dan met name die van hun vrouwen: “I know our country disposition well; in Venice they [de vrouwen] do let God see the pranks they dare not show their husbands.” Om daar fijntjes aan toe te voegen: “She did deceive her father, marrying you...“ (M.a.w.: het zou jou net zo goed kunnen overkomen).

Iago is hier een zielendokter die niet geneest maar de geest van zijn patiënt verwondt. Maar voorwendt het beste met hem voor te hebben: “I see this hath a little dashed your spirits.” Othello’s “Not a jot, not a jot” overtuigt niemand. En nogmaals: “My lord, I see you are moved”, waarop Othello opnieuw: “No, not much moved.”
Maar even later verzucht hij: “Why did I marry?”

En door Iago alleen gelaten, komt hij met een gekwelde soliloquy. Hij tobt over zijn zwarte huidskleur, zijn gebrek aan goede salonmanieren (‘I have not those soft parts of conversation that chamberers have’) en over zijn (hoge) leeftijd. En ineens is hij er volkomen van overtuigd dat hij bedrogen is:
“O curse of marriage, that we can call these delicate creatures ours and not their appetites! I had rather be a toad and live upon the vapour of a dungeon than keep a corner of the thing I love for others’ uses.”

Als Desdemona vervolgens opkomt, is zij zich er totaal niet van bewust wat er speelt bij haar man. Hij klaagt over hoofdpijn; zij veegt zijn voorhoofd af met een zakdoek die ze vervolgens laat vallen. Die zakdoek (the handkerchief!) gaat een cruciale rol spelen: Emilia raapt het kleinood (dat Othello speciaal voor Desdemona heeft laten vervaardigen) op en geeft het, wanneer deze blijft aandringen, aan Iago. Na het vertrek van zijn vrouw heeft hij een korte en buitengewoon krachtige karakterisering van wat er met Othello, onder invloed van zijn machinaties, aan het gebeuren is: “The Moor already changes with my poison.” En als hij Othello weer ziet aankomen (zichtbaar verheugd over wat het ‘vergif’ doet met zijn werkgever): “Look where he comes! Not poppy nor mandragora [verdovende middelen] nor all the drowsy syrups in the world shall ever medicine thee to that sweet sleep which thou owd’st yersterday.”

En inderdaad, Othello breekt uit in een klaagzang over zijn Val, die, met het veronderstelde verraad van Desdemona, totaal is: blijkbaar is ook zijn positie als militair en legerleider nu totaal ondergraven:
“Oh, now, forever farewell the tranquil mind! Farewell content! Farewell the plumed troops and the big wars that makes ambition virtue! Oh,farewell! Farewell the neighing steed and the shrill trump, the spirit-stirring drum, th’ear piercing fife, the royal banner and all quality, pride, pomp and circumstance of glorious war! ... Farewell, Othello’s occupation’s gone.”

Merkwaardig is het wel, en Othello wordt er hierdoor ook niet sympathieker op. Het enige dat hem nu nog lijkt bezig te houden is: niet het verlies van de liefde van Desdemona, maar van zijn prestige als militair.

Iago’s triomf is totaal, maar waar hij geen rekening mee gehouden heeft, is dat Othello’s woede en wanhoop zich nu ook op hem richt:
“Villain, be sure thou prove my love a whore! Give me ocular proof, or, by the worth of mine eternal soul, thou hadst better have been born a dog than answer my naked wrath.”
(En in veel producties vliegt hij hier Iago aan).

Iago zal nu met een sterk verhaal moeten komen om die woede weer af te buigen naar Cassio en Desdemona. Hij komt met een compleet verzonnen relaas over Cassio die hij in zijn slaap over Desdemona heeft horen praten (“Cursed fate that gave thee to the Moor”, zou hij hem hebben horen mompelen); een absurd verhaal dat alleen iemand in de maniakale staat waarin Othello nu verkeert zou geloven. Maar dan speelt hij zijn sterkste troef uit: the handkerchief: “... such a handkerchief – I am sure it was your wife’s – did I today see Cassio wipe his beard with”.

Het werkt als een rode lap op een stier: “Arise, black vengeance, from the hollow hell! Yield up, O love, thy crown and hearted throne to tyrannous hate... O! Blood, blood, blood!” De totale ineenstorting van de Othello die we gekend hebben. Na verzekerd te hebben dat zijn ‘bloody thoughts ... shall never look back’ knielt hij neer om een eed af te leggen: “In the due reverence of a sacred vow I here engage my words.” “Do not rise yet”, zegt Iago dan: een briljante zet. Ook hij gaat door de knieën om iets te voltrekken dat op een Zwarte Mis lijkt, het afleggen van een eed die hen beiden verplicht tot een wraakoefening die tot de dood van zowel Cassio als Desdemona zou moeten leiden:
“Within these three days let me hear thee say that Cassio’s not alive.
Iago: My friend is dead. ‘Tis done at your request. But let her live.” Waarom Iago hier nog pleit voor het leven van Desdemona is onduidelijk. Wellicht denkt hij dat dit pleidooi er bij Othello toe leidt dat hij haar dan juist naar het leven zal staan. Want zijn reactie: “Damn her, lewd minx! Oh, damn her, damn her!”

Iago’s dubbele doel is nu bereikt: zijn concurrent Cassio wordt uit de weg geruimd, hij kan zijn plaats innemen (“Now art thou my lieutenant”, zegt Othello tegen Iago) én zijn afgunst op de positie en het geluk van zijn generaal vindt haar ultieme bevrediging in de totale ineenstorting van Othello en de dood van diens geliefde.

Othello & Desdemona



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Shakespeare's King Lear, deel II

Lear, in diepe slaap, wordt op een draagbaar naar Dover gebracht (waar Cordelia met de Franse troepen inmiddels geland is, gewaarschuwd dat ...