Het keerpunt van dit stuk is de scène waarin Mercutio en Tybalt (een neef van Juliet die al vanaf het eerste moment ruzie met Romeo zoekt) gedood worden en Romeo verbannen. Hoewel Romeo & Juliet tot de vroegere stukken behoort en Shakespeare zich als dramaschrijver nog niet volledig ontwikkeld heeft, zijn er in zijn latere werk weinig scènes te vinden die zo effectief zijn als deze.
Shakespeare laat er geen twijfel over
bestaan wie de aanstichter is van deze fatale ruzie: Mercutio met zijn
opvliegende temperament. Natuurlijk, ook Tybalt, een Capulet, is geen
lekkertje. Vrijwel de eerste woorden die hij spreekt in het stuk (bij de
straatruzie in de allereerste scène) zijn: “Turn thee Benvolio [een Montague],
look upon thy death!” En als Benvolio (‘de man van goede wil’) de vrede probeert
te bewaren is zijn antwoord; “Talk of peace! I hate the word, as I hate hell,
all Montague and thee!”.
Als de oude Capulet hem niet had tegengehouden, was hij Romeo al op het feest
aangevlogen (“...this intrusion shall, now seeming sweet, convert to bitt’rest
gall”, zegt hij daar); later laat hij een uitdaging voor een duel bij Romeo
thuisbezorgen en ook nu is hij nadrukkelijk naar hem op zoek.
Tybalt en Mercutio zijn beide ruziezoekers die voorbestemd zijn elkaar kwaad te
doen, maar Tybalt maakt nu duidelijk dat hij geen business met Mercutio heeft.
“Here comes my man”, zegt hij bij de opkomst van Romeo.
Deze is uiterst terughoudend, hij spreekt over ‘the reason I have to love thee’
(door zijn in het geheim gesloten huwlijk met Juliet is Tybalt nu familie van
hem, alleen weet deze dat nog niet): “I love thee better than thou canst devise
till thou shalt know the reason of my love”.
Mercutio weet Tybalt uiteindelijk toch te provoceren: “What wouldst thou have with me?”, roept Tybalt als Mercutio zijn degen trekt. “Good king of cats [Mercutio’s bijnaam voor Tybalt], nothing but one of your nine lives”, is het antwoord. Wat kan Tybalt anders dan ook zijn wapen te trekken?
Romeo wil tussenbeide komen en juist dan weet de lafhartige Tybalt Mercutio dodelijk te verwonden (zie afbeelding).
Deze toont zowaar nog gevoel voor humor terwijl hij ligt dood te gaan: “it is not so deep as a well [Mercutio over zijn wond], nor as wide as a church door, but it will serve. Ask for me tomorrow and you shall find me a grave man”. “A plague on both your houses”, zijn zijn laatste woorden (Mercutio is Montague noch Capulet; hij is een bloedverwant van de Prins van Verona).
Vanwege zijn huwelijk met Juliet (lyriek,
privé-sfeer) had Romeo zoveel mogelijk buiten de family feud (geweld, openbare
aangelegenheid) willen blijven. Maar nu ziet hij zich gedwongen aan de erecode
te voldoen en zijn positie van solitaire liefdesmelancholie te verlaten: “Away
to heaven respective lenity (mildheid) and fiery-eyed fury be my conduct now”. En
hij doodt Tybalt. Hij is zich er tegelijkertijd bewust van dat het noodlot
heeft toegeslagen: “O, I am fortune’s fool!” Hij heeft nieuw voedsel gegeven
aan de vete tussen de families en zijn eigen positie in Verona (als pas
getrouwd man) onmogelijk gemaakt. En speelt dus net zozeer een actieve rol in
het tot stand brengen van de catastrofe als Tybalt en Mercutio dat doen. Juliet
benadert in al haar evenwichtigheid de perfectie; Romeo echter is feilbaar als
ieder ander.
Mercutio sterft off stage; met het sombere
beeld van het wegdragen van Tybalts lichaam begint de duistere tweede helft van
het stuk. Komedie / romance wordt tragedie.
Met Romeo die vertrokken is naar Mantua, haar ouders die haar tot een huwelijk willen dwingen (met hun favoriete kandidaat Paris) en de Nurse die haar heeft verraden, is Juliet nu volkomen geïsoleerd. Ze kiest Friar Laurence (zie afbeelding) als haar vertrouwensman: “I’ll to the Friar to know his remedy”.
Die ‘remedy’ is een drankje dat haar schijnbaar dood zal maken; eenmaal door haar familie in de grafkelder van de Capulets gelegd, zal Romeo haar daar ophalen om samen naar Mantua te vluchten.
Ze heeft visioenen van de verstikkende lucht van de grafkelder en de ijselijke kreten die ze zal horen wanneer ze wakker wordt voordat Romeo bij haar is. Het drinken van de drank vereist van haar een eenzame moed: “My dismal scene I needs must act alone”.
Door het hele stuk heen spelen messages,
boodschappen, een belangrijke rol, alsook het toeval: vrijwel tegelijkertijd
brengt Balthasar aan Romeo het onware nieuws dat Juliet dood is en komt Friar
John Friar Laurence zeggen dat hij het nieuws dat Juliet niet dood is maar
slechts verdoofd, niet over heeft kunnen brengen aan Romeo. (De reden is een
uitbraak van de pest, iets dat het Elizabethaanse publiek zeer bekend zal zijn
voorgekomen).
Romeo koopt gif bij een apotheker. Dat is een schitterende scène, de
beschrijving van het hol van de apotheker, die eigenlijk niet wil verkopen,
maar tenslotte, hij is arm als een kerkrat, de ducaten van Romeo accepteert. Hij
reist terug naar Verona.
In het laatste deel van het stuk wordt de
afstand tussen publiek en spelers vergroot, in die zin dat de toeschouwers meer
weten dan de personages op het toneel die de gebeurtenissen ondergaan. Wanneer
de Nurse op de ochtend van de trouwdag de slaapkamer van Juliet binnengaat,
weten wij al dat ze niet werkelijk dood is. Hetzelfde doet zich voor als Romeo
het lichaam van Juliet in de tombe vindt: wij
weten dat ze ieder ogenblik kan ontwaken en het feit dat Romeo dat niet weet,
en de gejaagdheid waarmee hij te werk gaat, creëren een spanning die te snijden
is.
Daarvóór heeft hij met Paris gevochten en
hem gedood (een dood die ons echt niet aangrijpt; Paris was een onbetekenende,
onsympathieke figuur) en daarbij denken we terug aan zijn fatale duel met
Tybalt (die trouwens ook in de grafkelder ligt opgebaard); een ander moment
waarop Juliet in afwachting was en zich niet bewust van Romeo’s botsing met de
harde buitenwereld.
Romeo
and Juliet
wordt nooit op één lijn gezet met de grote tragedies (Hamlet, Othello, King Lear, Macbeth) en inderdaad zijn dat stukken zonder zwakke plekken, wat
van Romeo and Juliet niet gezegd kan
worden. Maar in de slotscènes, als Romeo het lichaam van de schijnbaar
gestorven Juliet ontdekt krijgt zijn poëzie een tragische intensiteit die zich
met Shakespeare’s beste werk op dat gebied kan meten:
“Death that hath sucked the honey of thy breath, hath had no power yet upon thy
beauty. Thou art not conquered yet...” Dit is een complex moment. Wij weten dat
de kleur op haar gelaat duidt op terugkerend leven (“beauty’s ensign [vaandrig,
vertegenwoordiger] yet is crimson in thy lips and in thy cheeks”); Romeo ziet
het slechts als een herinnering aan wat ooit zo mooi en levend was, voor hem
het moment om het gif in te nemen.
“Shall I believe that insubstantial Death is amorous and that the lean abhorred
monster keeps thee here in the dark to be his paramour (minnaar)?” Veelvuldig
zijn de metaforen van de Dood als geliefde die Juliet van hem afgenomen heeft. Zelf
zegt ze als reactie op het nieuws van Tybalts dood en Romeo’s verbanning:
“Death, not Romeo, take my maidenhead!” Romeo en de Dood verwisselen in het
donker van plaats.
Tenslotte moeten zijn lippen “seal with a
righteous kiss, a dateless bargain to engrossing Death”. Hier speelt de tijd
een cruciale rol. Romeo beoordeelt de situatie verkeerd, hij ziet niet dat
Juliet op het punt staat te herrijzen. Hij heeft haast, er kan zo iemand komen.
Een aarzeling van een minuut of minder zou zijn leven (en dat van Juliet)
hebben gered.
“Come unsavory guide, thou desperate pilot
now at once run on the dashing rocks thy weary seasick barge... Here’s to my
love (Drinks). O true apothecary! Thy
drugs are quick. Thus with a kiss I die. (Dies)”
Overigens is de ontwikkeling van Romeo in
deze laatste fase van het stuk opmerkelijk te noemen. Wanneer hij het
desastrueuze nieuws krijgt van zijn verbanning, ligt hij bij Friar Laurence
huilend en kronkelend op de grond (een zelfde tafereel is trouwens te zien met
Othello) en doet zelfs een poging tot
zelfmoord die door de Friar wordt tegengehouden: “Hold thy desperate hand!”; hij
denkt alleen maar aan zichzelf en niet wat hij Juliet hiermee aan zou doen. De
Friar confronteert hem: “Art thou a man? Thy tears are womanish”. (Vanuit ons
perspectief zijn dit soort uitingen natuurlijk buitengewoon sexistisch. Zoals
de Friar later Juliet zal opdragen haar ‘womanish fear’ te overstijgen wanneer
ze voor dood in de grafkelder moet gaan liggen).
Wanneer Romeo echter het volgende, nog
verschrikkelijkere, slechte nieuws krijgt (namelijk van de dood van Juliet)
reageert hij deze keer volwassen en evenwichtig, alsof hij (net als dat
trouwens bij Hamlet het geval is) pas in het allerlaatste deel van het stuk
werkelijk zichzelf wordt. Geen schreeuwen en huilen deze keer, hij besluit
vrijwel onmiddellijk dat hij naar Verona terug wil om met Juliet te sterven,
maar verzwijgt die beslissing voor zijn bediende. Hij heeft de tegenwoordigheid
van geest om het gif bij de apotheker te kopen (en vindt zelfs nog de empathie
om mee te voelen met de armoede en ellende waarin de apotheker gedwongen is te leven). En wanneer
hij bij de grafkelder zijn rivaal Paris ontmoet toont hij alle mogelijke
zelfbeheersing bij de beledigende provokaties die hij naar zijn hoofd
geslingerd krijgt, maar is wel gedwongen zich te verdedigen wanneer Paris hem aanvalt. En dan zijn
daadwerkelijke zelfmoord! Daar is veel moed voor nodig!
Ook de dood van Juliet is weer het gevolg van het samenkomen van toevallige omstandigheden. Hier speelt de Friar geen mooie rol. Hij komt de tombe binnen, ziet Romeo dood naast Juliet én het lichaam van Paris gedrenkt in het bloed en hij raakt in paniek (“Fear comes upon me”), is bang betrapt te worden door de wacht en vlucht naar boven. “Come, go, good Juliet, I can no longer stay”.
Hij laat Juliet in de steek die zich realiseert dat ze nu, met de wacht op komst, snel moet zijn: ze doorsteekt zichzelf met Romeo’s dolk. Het beeld is in hoge mate sexueel van aard: “O happy dagger, this is thy sheath (een duidelijk beeld van penetratie); there rust and let me die”.
Het tragische van de dood van hen beiden is
dat deze niet, zoals het geval is bij zoveel andere tragische helden van
Shakespeare, totaal onafwendbaar is. Ze is afhankelijk van een serie kleine
gebeurtenissen die voor het zelfde geld anders hadden kunnen lopen: wat als
Mercutio niet die ruzie met Tybalt wat gestart, als de boodschap van Friar
Laurence wél bij Romeo was aangekomen, als Romeo iets later in de grafkelder
was aangekomen of Juliet iets eerder was ontwaakt, als Friar Laurence op tijd
was aangekomen om Romeo te waarschuwen of, na Romeo dood te hebben
aangetroffen, in elk geval bij Juliet was gebleven om haar van zelfmoord af te
houden...
Maar dit was allemaal niet het geval.
Met de komst van de Prins, de Capulets en
Montague (inmiddels weduwnaar), verzamelt zich heel Verona op de plek des
onheils. De Friar doet zijn verhaal en zijn relaas roept zowel mededogen als
schuldgevoel op bij de omstanders: dat ze deze vete zo ver hebben laten komen!
Ook de Prins neemt een deel van de schuld op zich:
“Where be these enemies? Capulet, Montague, see what a scourge is laid upon thy
hate, that heaven finds means to kill your joys with love; and I, for winking
at your discords too, have lost a brace of kinsmen. All are punished”.
Hierop schudden Capulet en Montague elkaar de hand en doen de gelofte een
standbeeld op te richten van de twee geliefden (wat hen aan de tijd doet
ontstijgen).
Hen beiden zij aan zij is het onvergetelijke slotbeeld van het stuk. Het zal later
herhaald worden in die andere grote tragische romance, maar dan van twee mensen
op leeftijd: Anthony en Cleopatra (zowel Anthony als Romeo plegen zelfmoord
omdat zij denken dat hun geliefden dood zijn, hoewel dat in beide gevallen in
werkelijkheid niet zo is. En het is zeer karakteristiek voor Anthony dat hij
zijn zelfmoordpoging verknoeit en zich uiteindelijk moet laten doden. Maar daar hebben we het later nog wel eens over).
Het slotwoord is dat van verzoening en
daarmee krijgt het stuk dat als romance / komedie begon en oversloeg op
tragedie, een opmerkelijk positief slotaccoord, iets dat in de latere grote
tragedies (Hamlet, Othello, King Lear, Macbeth) niet meer mogelijk blijkt. En
toch, en toch... Het had allemaal zo anders kunnen zijn.
Aan het begin van Act V, als hij nog niet het (valse) bericht van Juliets dood
heeft gehad, heeft Romeo gedroomd dat zij naar hem toe kwam en hem dood vond,
maar hem tot leven wekte met een kus. Dit vreugdevolle beeld wordt in dezelfde
Act gevolgd door de dood van beide geliefden. Juliet die komt en hem dood vond
is een droombeeld dat een vreselijke waarheid bevat; zijn tot het leven gewekt
worden is dat niet.
En dan dat prachtige moment, misschien wel het ontroerendste in het hele stuk, zeker als je terugkijkt met de wetenschap van wat er daarna allemaal te gebeuren staat. De ochtend na de eerste huwelijksnacht. Ze weten allebei dat Romeo moet gaan, naar zijn ballingschap; als hij in Verona blijft zal hij gepakt en ter dood veroordeeld worden.
Juliet:
“Wilt thou be gone? It is not yet near day.
It was the nightingale and not the lark,
that pierced the fearful hollow of thine ear;
nightly she sings on yond pomegranate tree.
Believe me love, it was the nightingale”.
Dit is zo mooi en aangrijpend, zo menselijk
en ontroerend, zo beeldend ook: je kan de ochtendlucht door het open raam
ruiken, het licht aan de horizon zien komen. En natuurlijk willen ze niet dat
het licht wordt, want dan moet Romeo vertrekken. En natuurlijk moeten ze
toegeven dat dit wel degelijk het eerste ochtendlicht is: “More light and
light: more dark and dark our woes”.
Van de vier grote tragedies vind ik Othello het pijnlijkst. Maar ook deze is
(ondanks de verzoening die de dood van de twee teweeg brengt) zó ontzettend
droevig...
“Never was a story of more woe than this of Juliet and her Romeo”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten