Het heeft even geduurd voordat ik waardering kon opbrengen voor het werk van William Blake (1757-1827). Binnen de Engelse poëzie wordt hij gewoonlijk gerekend tot de Romantics, hoewel hij van een iets oudere generatie is dan Wordsworth, Shelley en Keats, wier poëzie mij wel onmiddellijk aansprak.
Blake’s poëtische werk is nogal
divers. De vroege gedichten zijn zo simpel van opzet dat er haast niets achter
lijkt te zitten (wat zeer bedrieglijk is), maar het latere werk weer
ongelofelijk complex, waarbij de privé-mythologie die hij optuigt nogal
afstotend kan werken als je je er niet werkelijk in verdiept hebt. Die latere
gedichten moeten zonder meer gezien worden in combinatie met zijn beeldende
werk dat zeer onconventioneel is, op het groteske af zelfs. Veel bijbelse
figuren, maar ook eigen creaties als Albion, Los, Urizen of the Ancient of Days
(Blake’s versie van God de Vader, met wie hij niet op goede voet stond). Maar
zelfs bij eerste confrontatie moet je toegeven dat dat beeldende werk een
enorme kracht en impact heeft en dat het in je binnenste resoneert, zelfs al
weet je niet precies wat hier uitgebeeld wordt; dat het gaat om geesteswezens
en krachten die spelen ver voorbij het zintuiglijk waarneembare, is ook iets
dat je meteen wel proeft.
Mijn introductie in het werk van
Blake is de Engelse dichteres Kathleen Raine geweest; een boek van haar wil ik
als leidraad gebruiken voor een volgend stuk over Blake. Zij heeft me doen
inzien dat de man werkelijk een genie is en zijn werk volslagen uniek en van
een spiritualiteit die ongeëvenaard is in de literatuur.
Bij zijn tijdgenoten was Blake
nauwelijks bekend en zeker niet als dichter. Als men hem al kende was dat als
graveur en drukker, wat zijn eigenlijke vak was en waarmee hij zijn
levensonderhoud bekostigde, of misschien ook als kunstenaar, als schilder van
nogal excentrieke, enigszins anachronistische aquarellen, terwijl hij daarnaast
een reputatie had als iemand die balanceerde op de grens van krankzinnigheid,
visoenen had, maar daarmee verder niemand kwaad deed.
Als etser was Blake technisch zeer
innovatief; hij gebruikte een methode van etsen en kleurendruk, waarvan het
geheim met hem mee het graf in is gegaan: “... printing in the infernal method
of corrosives, which in Hell are salutary and medicinal, melting apparent
surfaces away, and displaying the infinite which was hid.”
Het absolute hoogtepunt van zijn
werk als beeldend kunstenaar zijn twaalf grote kleurenprints waarvan Nebuchadnezzar, de krankzinnig geworden
Babylonische koning, kruipend op handen en voeten, wellicht de bekendste is;
maar ook Elohim creating Adam, God judging Adam en Newton bijvoorbeeld zijn schitterende voorstellingen. Ook zijn Illustrations of the Book of Job en de
onafgemaakte serie van zeven etsen van Dante’s Divina Commedia behoren tot de mooiste kleurenprints ooit gemaakt.
Zijn grootste ambitie was toch
vooral als kunstenaar erkend te worden; hij heeft geregeld geëxposeerd, zelfs
in een eerbiedwaardig instituut als The Royal Academy, maar ook in de winkel in
kousen, garen en band die zijn broer van zijn vader had overgenomen. Het was altijd
zonder succes en de enige publiciteit die het opleverde waren zure, bijtende
kritieken van scribenten die er helemaal niets van begrepen. Blake had echter
één maecenas, Thomas Butts, een ambtenaar die een aanzienlijk deel van zijn
inkomen besteedde aan het aankopen van Blake’s werk.
Een werk als het grote tableau van
de Canterbury Pilgrims (gebaseerd op
Chaucer), tempera op canvas (waar hij gewoonlijk met waterverf werkte) was wel
degelijk bedoeld voor de verkoop en om daarmee een zekere reputatie als
kunstenaar te verkrijgen; wat echter mislukte omdat zijn uitgever Cronek
Blake’s ontwerp aan een andere kunstenaar gaf om uit te werken (iets dergelijks
deed hij met de etsen die Blake gemaakt had als illustraties bij het gedicht The Grave van Robert Blair).
The
Ancient of Days
is één van Blake’s krachtigste voorstellingen: een woeste figuur met baard en
lange grijze haren die, gezeten in een zon, zijn passer uitstrekt over de
leegte beneden hem (zie de afbeelding onderaan dit stuk).
Wat zijn poëzie betreft: die kon al
nauwelijks bij het grote publiek bekend zijn; Blake gaf die uit in eigen
beheer, vaak rijk geïllustreerd en in beperkte oplagen, die hij dan ook nog het
liefst onder vrienden uitdeelde. De meest toegankelijke van zijn gedichten
werden nog wel gewaardeerd door tijdgenoten als Wordsworth en Coleridge, maar
van de grotere (en naar het einde toe zelfs gigantische) epische gedichten zag
eigenlijk niemand de werkelijke schoonheid en diepgang. Van zijn laatste (en
wellicht zijn grootste) werk, het gedicht Jerusalem,
zei Robert Southey, in zijn dagen de poet laureate (een soort Dichter des
Vaderlands), maar als dichter het nauwelijks waard Blake’s schoenveters vast te
maken, dat het ‘a perfectly mad poem’ was.
Die poëzie omspant, net als zijn
beeldend werk, zijn gehele werkzame carrière. De meeste van de vroege
gedichten, zoals de Poetical sketches
(1783) en An island in the moon (1784)
zijn kort en lyrisch van karakter; er zitten al juweeltjes tussen.
De bekendste lyriek van de vroege
Blake betreft de Songs of Innocence
(1789) en Songs of Experience (1794).
Daarin staan een aantal van Blake’s bekendste gedichten, zoals The Tyger, The Lamb en London.
De Songs of Innocence zijn gedichten over kinderen, voor kinderen en
vaak gesproken door kinderen. De woorden zijn simpel, voornamelijk één of twee
lettergrepen; de boodschap is duidelijk en aansprekend. De figuren die in deze
gedichten aan het woord zijn, spreken vanuit een gevoel van veiligheid en
geborgenheid, in het bewustzijn beschermd te worden, of het nu door de watchman
of the night is die over straat gaat en een oogje in het zeil houdt, of ‘God
ever nigh’ [nabij]. De essentie daarbij is, dat het vooral gaat om het gevoel beschermd te worden, eerder dan
de realiteit waarover dat gevoel gaat en die vaak heel anders is. Die
discrepantie maakt de naïviteit uit waardoor veel van deze gedichten gekenmerkt
worden. Want de realiteit is vaak eerder de wereld waarin The Chimney Sweeper uit het gelijknamige gedicht verkeert: wel
degelijk hard en bedreigend; maar: “Tho’ the morning was cold, Tom was happy
& warm”.
Songs
of Experience zijn
de complementen van de Songs of Innocence:
gedichten over de onbeschermden; het gevoel daar is er geen van veiligheid en
bescherming, maar van verraad: dit zijn de klachten van slachtoffers,
schreeuwen van verontwaardiging en sociaal protest.
Het gedicht London vat samen wat de kern is van deze verzameling:
“I wander through each chartered street, near where the chartered Thames does
flow and mark in every face I meet marks of weakness, marks of woe.”
De roos uit het gedicht The sick rose is even aangetast als de
levens van de figuren die in deze gedichten worden opgevoerd dat zijn:
“The invisible worm, that flies in the night in the howling storm:
has found out thy bed of crimson joy:
and his dark secret love does thy life destroy.”
En om de tegenstelling tussen beide
collecties te markeren: in het gedicht The
Lamb (Songs of Innocence) wordt
van de schepper gesproken:
“Doest thou know who made thee?... For he calls himself a lamb...”
Hetzelfde gebeurt in wat wellicht
het bekendste gedicht is van de Songs of
Experience: The Tyger, maar dan
met een werkelijk angstaanjagend effect:
“Tyger, Tyger burning bright, in the forests of the night; what immortal hand
or eye could frame thy fearful symmetry?” (Fearful
symmetry, het is de titel van een diepgravende studie van Blake’s poëzie
door de Canadese literatuurcriticus Northtrop Frye, één van de beste boeken
wanneer je echt diep op die poëzie wilt ingaan).
In deze regels zijn de ledematen
van de Schepper nauwelijks nog te onderscheiden van die van zijn bloeddorstige
creatie. Maar kennelijk is de God die het lam schiep (en zelf een lam was)
dezelfde als degene die dit angstaanjagende wezen op de wereld heeft gezet.
Meer gedichten uit beide
verzamelingen lijken op deze wijze naar elkaar te verwijzen. In The Divine Image uit de Songs of Innocence worden ‘Mercy, Pity,
Peace and Love’ opgevoerd als in en in menselijke kwaliteiten:
“For Mercy has a human heart, Pity a human face, and Love the human form divine
and Peace the human dress.
Then every man of every clime that prays in his distress, prays to the human
form divine Love, Mercy, Pity, Peace.
And all must love the human form in heathen, turk or jew. Where Mercy, Love and
Pity dwell, there God is dwelling too.”
Maar in de tegenhanger van de Songs of Experience heet het:
“Pity would be no more, if we did not make somebody poor.
And Mercy no more could be if all were as happy as we...”
Vervolgens doen Fear & Cruelty hun intrede; de boom die de ‘fruits of
deceit’ draagt kan nergens in de natuur gevonden worden, want:
“There grows one in the Human Brain.”
Rond 1787 vond Blake een nieuwe
methode van etsen uit (Illuminated
Printing noemt hij het zelf) die hem in staat stelde op een relatief snelle
en economische manier zijn visuele en verbale inspiraties bij elkaar op één
blad te zetten; Blake heeft altijd beweerd dat de geest van zijn broer Robert,
die overleed in 1787, in de nacht aan hem was verschenen om hem het geheim van
deze nieuwe techniek te openbaren.
Vanaf dat moment worden al zijn gedichten door illustraties begeleid, of liever
gezegd: woord en beeld zijn onafscheidelijk geworden, het is niet meer mogelijk
te zeggen welke van de twee primair is. Visueel ontwerp en tekst versterken en
verhelderen elkaar.
En: de nieuwe methode sluit
naadloos aan bij de werking van Blake’s geest; hij zag visioenen en hoorde
woorden tegelijkertijd. Vanaf nu kon hij rechtstreeks op de koperen plaat zijn
gedichten graveren en zijn illustraties aanbrengen. En: het grote voordeel was
dat hij het gehele productieproces van zijn boeken in eigen hand kon houden:
hij schreef de poëzie, ontwierp de illustraties, maakte de inkt klaar, bracht
de inkt aan op de koperen plaat, drukte af (hij had een methode gevonden om dat
zonder machinale pers te doen), kleurde in, bond de bladen in en verkocht de
boeken. Dat laatste was overigens het minst succesvolle van het gehele proces;
Blake was absoluut geen zakenman en heeft waarschijnlijk alleen maar geld
verloren op de prachtige, eenmalige, handgemaakte edities die hij produceerde.
Hoe verschillend de vroege lyriek,
qua vorm en eigenlijk ook qua inhoud, ook is van de latere epen, het
wereldbeeld en de spiritualiteit van William Blake geven over de gehele linie,
van de Songs of Innocence tot en met Jerusalem een opmerkelijke eenheid en
consistentie te zien. Als eerste kennismaking daarmee is Marriage of Heaven and Hell uit 1790 heel geschikt. Het is Blake’s
manifest, zijn verklaring van spirituele onafhankelijkheid. De vorm maakt Marriage of Heaven and Hell af en toe
wat moeilijk om te volgen, met al zijn Proverbs
from Hell en Memorable Fancies,
omdat de retorische vorm die Blake gebruikt een dialektische is: bij een
waarheid uitkomen met behulp van een voortgang van tegenstellingen, die dan
vaak in korte aforismen worden uitgedrukt. Meteen aan het begin van het
dichtwerk zegt hij het zo: “Without contraries is no progression. Attraction
and Repulsion, Reason and Energy, Love and Hate, are necessary to Human
Existence. From these contraries spring what the religious call Good &
Evil. Good is Heaven. Evil is Hell.” Wat het dan vervolgens lastig maakt, is
dat blijkt dat de genoemde tegenstellingen helemaal niet zo zwart wit liggen.
Heaven & Hell; Angel & Devil; ook in de tweede term van deze
begrippenparen liggen positieve waarden besloten. Met ‘Marriage’ bedoelt Blake
dan ook dat de tegenstellingen opgeheven dienen te worden, echter zonder dat de
één in de ander overgaat en daarmee zijn zelfstandigheid kwijtraakt.
In dit werk vind je een aantal van
Blake’s essentiële ideeën op een bondige, aforistische manier uitgedrukt:
“Energy is Eternal Delight” Energy is een
centraal begrip bij Blake. Verwante begrippen zijn ‘excess’ (“The road of
excess leads to the palace of wisdom”. “Exuberance is beauty”) en ‘desire’ (“He
who desires but acts not, breeds pestilence”).
“Everything that lives is holy” (je zou dat zijn mantra kunnen noemen).
“All deities reside in the human breast” (een uitdrukking van wat de
Middeleeuwse mysticus Eckhart de ‘Godsgeboorte in de ziel’ noemde en die
Blake’s religiositeit, die een afkeer van alle geïnstitutionaliseerde religie
omvatte, goed samenvat).
“One Law for the Lion and the Fox is Oppression”. Dat ieder organisme en ieder
individu een strikt uniek karakter heeft en dus op zijn eigen wijze beoordeeld
moet worden, is iets dat geregeld terugkeert; we zijn te zeer geneigd alles en
iedereen dezelfde eenheidsbehandeling te geven: “The apple tree never asks the
beech how he shall grow, nor the lion the horse, how he shall take his prey.”
Al die aforismen zijn a.h.w. de
bouwstenen voor het latere, veel ambitieuzere werk.
Blake is de lyriek uit zijn
begintijd steeds verder achter zich gaan laten; wat zich bij hem ontwikkelt zijn
lange mythologische vertellingen in verzen zonder rijm waarin conventionele
ideeën op het gebied van religie, politiek, psychologie en Natuur voortdurend
worden uitgedaagd. Blake was een visionair en een revolutionair; in de eerste
epische mythologieën is hij dat expliciet ook in politieke zin, getuige titels
als The French Revolution (1791) en America (1793), waarin de Bastille en
Lafayette (de Franse aristocraat die meestreed
in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsstrijd); Washington en Franklin met naam
en toenaam genoemd worden en het uiteindelijke streven dat wordt verwoord is:
“Empire is no more! And now the Lion & Wolf shall cease”.
Politiek gezien moet Blake tot het linkse kamp gerekend worden, net als Percy
Shelley een generatie na hem. Hij was zeer begaan met het lijden van de lagere
klassen in Engeland, waaruit hij zelf voortkwam en waar hij zich nooit helemaal
aan ontworsteld heeft (hij en zijn vrouw hebben grote armoede gekend).
Later, vanaf The Book of Urizen (1794) gaat het eerder om de strijd en de
tegenstellingen binnen de menselijke ziel en om die adequaat te kunnen
beschrijven vindt Blake een cast van geheel eigen mythologische karakters uit;
zoals één van die figuren, Los, het zegt: “I must Create a System [Blake is gek
op hoofdletters] or be enslaved by another Man’s.” De strijd binnen de
menselijke ziel is er in eerste instantie één tussen Urizen (Rede) en Los
(Verbeeldingskracht). Maar er komen steeds meer elementen bij: The Four Zoas
zijn de primaire elementen waaruit de mens is opgebouwd en Los wordt later
geïdentificeerd met Christus, door wie we ons met de godheid kunnen verenigen. De
eeuwige rebel is Orc, die strijdt tegen alles wat macht en autoriteit
vertegenwoordigt. Bijvoorbeeld de Engelse conservatieve culturele traditie in
zijn totaliteit, zoals gerepresenteerd in de poetica van Pope, de esthetiek van
Joshua Reynolds, de filosofie van Locke, de fysica van Newton en de ethiek van
Francis Bacon; figuren die door Blake zo woest gekarikaturaliseerd worden dat
het nauwelijks meer recht doet aan de inhoud van hun geschriften of aan hun
filosofie en wereldbeeld. Het aggregaat van dat alles vinden we gepersonifieerd
in de grote onderdrukker van de Engelse mens, de figuur Albion. Beulah is het
lagere paradijs van illusoire verschijningen (gesteld tegenover ‘Real Vision’),
enzovoort enzovoort.
Tegen de tijd dat we bij de
apotheose van Blake’s poëzie zijn aangekomen (de lange, zeer moeilijke
gedichten The Four Zoas, Milton en Jerusalem) is de mythologie een uiterst complex systeem geworden
dat uitgebreide studie vereist (Harold Bloom heeft dat gedaan, hij is een grote
hulp voor me geweest bij het enigszins wegwijs worden in dat systeem. Zijn boek
The Visionary Company is een
prachtige studie van de Romantics, van Blake tot en met John Keats).
Je kunt je afvragen waarom Blake
zijn verhaal zo moeilijk toegankelijk gemaakt heeft voor ons lezers. Blake zelf
heeft daar geen boodschap aan; citeert Bloom zijn uitspraak dat ‘what can be
made explicit to the idiot, was not worth his care’. Maar daardoor veroordeelde
hij zichzelf wel tot intellectuele eenzaamheid: zo weinig geestverwanten,
volgers, mensen die zijn poëzie werkelijk wisten te waarderen... Die stem die
grofweg tussen 1790 en 1810, de jaren van het ontstaan van de drie hoofdwerken,
‘crying in the wilderness’, zijn boodschap zo luid en overweldigend uitriep:
moest dat gebeuren in een taal zo complex, dat er altijd interpretatoren nodig
zijn om zelf de meest gewillige luisteraar daarin wegwijs te maken?
En toch... als je eenmaal een begin
hebt gemaakt en een zeker inzicht hebt gekregen in de belangrijkste
complexiteiten, dan ontmoet je diepe lagen en grote vergezichten waarin je
jezelf niet meer kwijt raakt en die wel degelijk kunnen ontroeren; Blake’s
methodologie is eigenlijk heel consequent en overzichtelijk. En waar Wordsworth
een poëzie schreef die als het ware het beginpunt bleek te vormen voor de
moderne dichtkunst, blijft Blake altijd trouw aan de (epische) traditie en is
zo, ondanks alle moeilijkheden, tegelijkertijd ook weer prettig herkenbaar.
Iets anders is het religieuze
element in zijn poëzie.
Blake werd een toegewijd gelovige
waar het gaat om Christus als de belichaming van de menselijke
verbeeldingskracht, die bij hem lijnrecht staat tegenover de autoriteit van God
de Vader. Hij had echter niets met kerken en het geïnstitutionaliseerde
Christendom (‘I will not worship in their churches’) en het traditionele geloof
en het is goed om dat te bedenken wanneer je bij hem regels leest als:
“Glory Glory Glory, to the Holy Lamb of God! I touch the heavens as an
instrument to glorify the Lord!” (uit Milton).
Het gaat bij hem dan toch eerder om spirituele entiteiten dan om het
traditionele beeld van de Vader-God (en het verwarrende daarbij is dat hij wel
de traditionele termen blijft gebruiken om zijn uiterst persoonlijke visioenen
te beschrijven).
Je kunt Blake zien als een profeet
in de traditie van Ezechiel en de Engelse dichter die hij het meest bewonderde,
John Milton; zijn verzen zijn, als die van Milton, profetische verzen. Ze zijn
zeer ambitieus en wenden niets meer en niets minder voor ons te leren hoe we
zouden moeten leven en ons daarbij uit te leggen waarom het zo verduiveld moeilijk is om te leven, in de zin van:
leven als mensen die hun volle potentieel benutten in plaats van gewoonweg
‘natuurlijke’ wezens te zijn. ‘Natural’ is een beladen term voor Blake, die met
betrekking tot de mensheid alles vertegenwoordigt waar we bovenuit zouden
moeten stijgen. Hij maakt een scherp onderscheid tussen ‘natural’ en
‘imaginative’, waarbij dat laatste verwijst naar een zo volledig mogelijk
gebruik van onze menselijke faculteiten, met name de verbeeldingskracht.
‘Menselijke natuur’ is voor Blake een totaal onacceptabele frase, een
contradictio in terminus, of zoals hij zelf zegt, ‘an impossible absurdity’.
Wat menselijk is aan ons, is onze verbeeldingskracht, de ‘Imagination’. Alles
wat natuurlijk is in ons moet verlost worden door de verbeelding; gebeurt dat
niet, dan gaan we tenonder.
Geregeld zijn er in het genoemde Marriage of Heaven and Hell verwijzingen
naar de tekortkomingen van de natural man, hoe die nog niet boven zichzelf is
uitgestegen en daarom maar niet wil zien wat er te zien is voor de ware
visionair en niet door heeft hoe groots het universum is:
“How do you know but every bird that cuts the airy way, is an immense world,
closed to your senses five?”
“The roaring of lions, the howling of wolves, the raging of the stormy sea and
the destructive sword are portions of eternity too great for the eye of man.”
“When thou seest an Eagle, thou seest a portion of genius; lift up thy head!”
Kort voor zijn dood, zo wordt
gezegd, ‘he burst out singing of the things he saw in Heaven’. Even daarvoor
had hij in een brief aan een vriend geschreven:
“I have been very near the gates of Death & have returned very weak &
and Old Man feeble & tottering, but not in Spirit & Life, not in the
Real Man, the Imagination which Liveth for Ever. In that I am stronger &
stronger as this Foolish Body decays.”
Eerder schreef hij aan dezelfde
vriend: “I cannot consider death as anything but a removing from one room to
another.”
Zijn vrouw Catherine zei ooit: “I
have very little of Mr. Blake’s company; he is always in Paradise”. Voor Blake
‘Mental things alone are real’. De schoonheid van de natuurlijke wereld, de
sterren aan de hemel, de zonsopgang, de zang van de leeuwerik, hij kon er
intens van genieten, maar voor hem sprak dat alles tegelijkertijd en vooral van
de glorie van God:
“’What’, it will be questioned, ‘When the Sun rises do you not See a round Disk
of fire somewhat like a Guinea?’
‘O no, no. I see an Innumerable Company of the Heavenly Host crying ‘Holy Holy
Holy is the Lord God Almighty’”.
Ik vind dit fantastisch, het zijn
dit soort regels die mij Blake helemaal voor zich in hebben genomen. Voor mij
heeft dit helemaal niets van kwezelachtige vroomheid; ik zie hier iemand die
midden in het leven staat en ten volle geniet van alles om hem heen, die in
staat is de werkelijkheid dieper te doorschouwen dan wij gewone stervelingen
doen.
Hij leert ons (en dit hoort tot
Blake’s bekendste regels) “to see a world in a grain of sand and a heaven in a
wild flower, hold Infinity in the palm of your hand and Eternity in an hour.”
Blake was een overtuigd Christen en
een toegewijd lezer van de Bijbel, maar de wijze waarop hij daar invulling aan
gaf, was intens persoonlijk. Het enige leven dat voor Blake van belang was, was
een leven in de geest, het bloeien van de verbeeldingskracht, visioenen van het
Paradijs. Zijn tekeningen en schilderijen, zijn gedichten, zijn representaties
van wat hij in zijn verbeelding zag en deze visioenen waren voor hem reëler dan
de bomen en straten om hem heen die de werkelijkheid uitmaken waar wij het mee
moeten doen.
“He who does not imagine in
stronger and better lineaments and better light than his perishing mortal eye
can see does not imagine at all.”
Uiteindelijk was het een religie
van kunst en verbeelding die Blake voor zichzelf creëerde:
“The Old and New Testaments are the Great Code of Art... A Poet, a Painter, a
Musician, an Architect: the Man or Woman who is not one of these is not a
Christian. You must leave Fathers and Mothers and Houses and Lands if they
stand in the way of Art.” En tenslotte, al het voorafgaande hierin
samenvattend: “The Eternal Body of Man is the Imagination, that is God
himself.”
Hierin ligt de kern van Blake’s
wereldbeeld: wat we allemaal in onszelf moeten zien te ontwikkelen is ‘the Real
Man the Imagination’, waarin de mens in wezen samenvalt met God en zijn hoogste
menselijke expressie vindt in poëzie en schilderkunst.
Zijn leven lang werd Blake begeleid
door zijn visioenen, door geesten die tot hem spraken en gedichten dicteerden
(was het een wonder dat tijdgenoten hem zagen als geestelijk niet helemaal
gezond? Terwijl hij het tegendeel was: mentaal gezonder en levendiger dan ieder
van ons). Ik weet niet precies hoe letterlijk we die visioenen moeten nemen;
voor Blake waren ze absolute realiteit: de aartsengel Gabriël bezocht hem, de
Maagd Maria sprak tot hem, ‘The Prophets Isaiah and Ezekiel dined with me’.
De passage met de twee
Oudtestamentische profeten is weer uit Marriage
of Heaven and Hell. Blake vraagt aan Jesaja, die net ronduit heeft
toegegeven met God gesproken te hebben, of hij niet bang is verkeerd begrepen
of zelfs weggejaagd te worden.
“Isaiah answered: ‘I saw no God, nor heard any, in a finite organical
perception; but my senses discovered the infinite in everything and as I was
then persuaded & remain confirmed that the voice of honest indignation is
the voice of God, I cared not for the consequences but wrote.”
Wat precies is wat Blake zelf deed.
“I am in God’s presence night &
day and he never turns his face away.”
Hoewel, dat laatste was niet helemaal waar. De jonge dichter Samuel Palmer
vertelde Blake ooit dat hij soms voelde hoe zijn creatieve vermogens hem
verlaten hadden. Waarop Blake zich tot zijn vrouw wendt en tegen haar zegt:
“’Is it not just so with us, is it not, for weeks together, when visions
forsake us. What do we do the, Kate?’ ‘We kneel down and pray, Mr. Blake.‘”
Hierna wil ik een paar stukken
wijden aan de laatste drie Prophetic
poems die Blake schreef: The Four
Zoas, Milton en Jerusalem.