Er is iets helemaal mis met de God zoals die door Milton wordt gerepresenteerd in Paradise Lost, zoals ook met zijn Christus, die hemelse legeraanvoerder.
Maar wat betreft de representatie van die zoveel interessantere Satan: Miltons opzet heeft één grote tekortkoming en dat is dat we nooit het cruciale moment zien waarin Lucifer zichzelf ertoe veroordeelt gedegradeerd te worden tot de Satan van de onderwereld. In plaats daarvan zien we het verhaal verteld door de aartsengel Raphael, die een bezoekje brengt aan Adam en Eva (als alles nog koek en ei is, melk en honing; dus vóór de Zondeval) en hen verslag doet van wat er in de hemelsferen is voorgevallen. De geschiedenis zoals die verteld wordt door de overwinnaar en daarmee per definitie gekleurd:
“Fraught with envy against the Son
of God, that day honoured by his Great Father [want natuurlijk is Raphael
vanuit zijn functie verplicht God de vader Groot te vinden] and proclaimed
Messiah king anointed [de gezalfde] could not bear through pride that sight and
thought himself impaired.”
Vanuit Raphael gezien bewerkstelligt
Lucifer door zijn trots en jaloezie zijn eigen ondergang; op grond van het
bovenstaande zou je ook kunnen zeggen, vanuit zijn standpunt bezien: ‘he’s got
a point’.
Maar waar het mij (en Bloom) vooral
om gaat is dit: deze passage is zo buitengewoon on-shakespeareaans.
Het dramatische moment ontbreekt, het moment waarop Lucifer ineenschrompelt tot
Satan; we willen dat gedramatiseerd zien, niet achteraf verteld door een
aartsengel. Dat is zo’n zwaktebod.
Het is op dit soort
momenten dat Paradise Lost ineenzakt,
om zich vervolgens weer helemaal op te richten met de terugkeer van de shakespeareaanse
Satan, die nu zijn visie op het gebeuren kan laten horen:
“That we were formed
then say’st thou?... [dat die God waarover we het steeds hebben alles geschapen
zou hebben?? Nou, ons niet in ieder geval, wij zijn eeuwig en waren er altijd
al, net als Zijne majesteit]... “Who saw when this creation was? Rememb’rest
thou thy making, while the maker gave thee being? [echt niet, luidt het
antwoord op deze retorische vraag]. We know no time when we were not as now;
know none before us, self-begot, self-raised by our own quickening power.”
Satan, genegeerd,
gepasseerd ten faveure van een groentje, benadrukt hier stellig dat hij eeuwig
en zelfgeschapen is, geen product van de Jahwe-God, en gaat op pad om de nieuwe
schepping en de daarin huizende wezens, dat alles bedoeld om hem en zijn
trawant-engelen te vervangen, te ontregelen en kapot te maken.
Het punt is alleen: Iago slaagt er werkelijk in zijn God, de generaal die zijn bevelhebber is, totaal kapot te
maken en de gehele werkelijkheid om hem heen tot chaos te reduceren; terwijl
Satan tegenover een onverslaanbare, onsterfelijke God staat, die hij alleen kan
pesten en dwarszitten, maar nooit en te nimmer vernietigen. Satan is niet zo’n
briljant strateeg als Iago en stuit uiteraard op veel meer tegenstand, maar hij
werkt op een veel grotere schaal: zijn doelwit is de gehele mensheid: de wezens
die Gods nieuwe schepping bevolken.
Er zijn twee parallelle
passages in Othello en Paradise Lost waarin zowel Iago als
Satan zich verkneukelen over de schade die zijn op het punt staan aan te
richten bij resp. Othello en Adam en Eva.
Iago:
“Look where he comes! Not poppy nor mandragora [stoffen die het bewustzijn
benevelen] nor all the drowsy sirups in the world shall ever medicine thee to
that sweet sleep which thou owest yesterday”.
Als Iago klaar is zal Othello
nooit meer rustig slapen.
Hier staat Satan a.h.w.
door het sleutelgat te gluren naar de totaal niets vermoedende Adam en Eva:
“Ah, gentle pair, you little think how nigh your change approaches, when all
these delights will vanish and deliver thee to woe, more woe... league with you
I seek [ook Iago doet zich aan Othello
voor als iemand die het beste met hem voor heeft], and mutual amity so straight,
so close, that I with you must dwell, or you with me henceforth [maar ze worden
zijn gevangenen]... Hell shall unfold, to entertain you two [entertain is wel
een heel cynisch woord hier]; there will be room, not like these narrow limits,
to receive your numerous offspring”.
Dat Satan zich zeer
bewust is van zijn misdadige karakter en daar ook werkelijk voor kiest, blijkt
uit de volgende woorden, een superb staaltje zelfkarakterisering:
“Which way I fly is Hell; myself am Hell; and in the lowest deep a lower deep
still threatening to devour me opens wide, to which the Hell I suffer seems a
heaven”.
Hoe duister en verstikkend het buiten ook is, de Hel binnenin mij, die ik
overal met mij meedraag, is altijd nog erger.
Maar dit is niet de
gehele waarheid. Deze Satan is ook een gekweld personage en zeker niet zonder
een geweten: “Is there no place left for repentance, none for pardon left?”
Alleen: bij zijn aanhangers in de Hel kan hij deze twijfels niet laten zien,
hij heeft nu eenmaal gezworen de strijdbijl weer op te nemen: “They little know
under what torments I inwardly groan, while they adore me on the throne of
Hell...”
Er is geen weg meer
terug: “All good to me is lost; Evil be thou my good”.
Dit is helemaal een personage
zoals dat door Shakespeare voor het eerst werd gecreëerd: complex, met een zich
voortdurend ontwikkelend en veranderend, eindloos groeiend, steeds twijfelend
innerlijk; het diepste zelf zoals dat voor het eerst naar buiten kwam in de
soliloquis (alleenspraken) van Hamlet en zoals het hier voortraast in Satan.
Satan bij Milton is een
heroïsche figuur, de meest heroïsche van het hele werk. De wijze waarop hij het
universum doorkruist om van de Hel naar de aarde te komen heeft iets
potsierlijks en onwaarschijnlijks. Het is dantesk, maar bij Dante is de wijze
waarop Hel, Louteringsberg en Paradijs in kaart worden gebracht zoveel exacter
en gedetaillerder en daarom ook zo veel geloofwaardiger dan bij Milton.
Bij Milton is de
geografie van de Hel wel zo visueel als een muurschildering in koude, donkere
tonen:
“Through many a dark
and dreary vale they passed and many a region dolorous, over many a frozen,
many a fiery alp, rocks, caves, lakes, fens, bogs, dens and shades of death: a
universe of death”.
Echter: bij Dante is
Satan een slachtoffer, hij zit muurvast in de Hel, zoals alles in dat grote
gedicht van de Toscaan zijn vaste plaats heeft. Milton staat Satan echter toe
zich te ontwikkelen en zijn focus is in de eerste plaats op de Vijand der
mensheid, minder op Adam en Eva en zeker niet op God en Jezus. Daarom brengen
we aan het begin van het gedicht zo veel tijd door in de Hel met haar zo weinig
onderhoudende of aantrekkelijke bewoners.
Meteen aan het begin is
er een beschrijving, in buitengewoon krachtige bewoordingen, van de val van de
rebellerende engelen:
“Him the Almighty power
hurled headlong flaming from the ethereal sky with hideous ruin and combustion
down to bottomless perdition, there to dwell in adamantine chains and penal
fire”.
We moeten goed bedenken
dat, behalve Adam en Eva, alle figuren in Paradise
lost van bovenmenselijke statuur en omvang zijn. Satan is enorm,
gigantisch, zoals alleen uit al de beschrijving van zijn schild blijkt:
Het is ‘massy, large and round’, wat nog gewone aardse dimensies zijn; vervolgens
is het een ‘broad circumference’: kosmische dimensies. In de volgende regel
wordt het vergeleken met de maan, maar dan de maan zoals gezien door Galileo’s
telescoop:
“... hung on his shoulders like the moon, whose orb through optic glass the
Tuscan artist views at evening from the top of Fesole, to descry new lands,
rivers or mountains in her spotty globe”.
En zo hetzelfde met zijn enorme speer ‘to equal which the tallest pine hewn on
Norwegian hills, to be the mast of some great admiral, were but a wand’.
Al snel vindt Satan
zijn makker Beelzebub; ze moeten zich na deze kansloze nederlaag zien te
herpakken:
“What though the field be lost? All is not lost; the unconquerable will and study of revenge, immortal hate and courage never to submit or yield: and what is else not to be overcome? That Glory never shall his wrath or might exhort from me. To bow and sue for grace with suppliant knee and deifie his power ... that were low indeed, that were an ignominy and shame behind this downfall...”.
Wat een poëzie! dacht
ik toen ik al deze regels voor het eerst las. En inderdaad, ze is zo plastisch
en ongelofelijk krachtig!
Maar er zijn ook, temidden van deze taferelen in de Hel, regels vol prachtige
lyriek, zoals in de Homerus-achtige vergelijking wanneer Milton de gevallen legers
van Satan beschrijft en daarbij put uit de herinneringen aan zijn reis naar
Italië:
“Thick as autumnal
leaves that strew the brooks in Vallombrosa, where the Etrurian shades high
overreached embower...”
In de hel bouwt Satan
zijn eigen duivelsparlement, het Pandaemonium.
Het bouwwerk lijkt als door toverkracht te verrijzen:
“Anon out of the earth a fabric huge rose like an exhalation, with the sound of
dulcet symphonies and voices sweet”. Het
is gigantisch en imposant en tegelijkertijd insubstantieel als een ademtocht.
De zitting die daar
gehouden wordt en waarbij excentrieke duivels met namen als Moloch, Belial,
Mammon en, uiteraard, ook Beelzebub hun opvattingen over de te volgen koers
uiteen mogen zetten, zal misschien het een en ander te danken hebben aan de
parlementszittingen waar Milton zelf bij aanwezig was. Iedere duivel krijgt
zijn eigen stem, maar het is altijd onmiskenbaar Miltons taal, persoonlijk en
onnavolgbaar.
Er zijn er, zoals Moloch, die voorstellen de hemel alsnog te bestormen, anderen
die zich willen neerleggen bij de huidige situatie, totdat Beelzebub het nieuw
te creëren Paradijs als het focuspunt van hun attentie voorstelt: “a place...
another world, the happy seat of some new race...”
De essentie van het
voorstel is: “to confound the race of mankind in one root and earth with hell
to mingle and involve, done all to spite the great creator”: en meteen is het
idee van de Zondeval geboren, nog voordat Adam en Eva goed en wel in het
Paradijs aanwezig zijn.
Er zal echter iemand
gevonden moeten worden die bereid is die nieuwe wereld te verkennen:
“In search of this new world, whom shall we find sufficient? Who shall tempt
with wandering feet the dark unbottomed infinite abyss and through the palpable
obscure find out his uncouth way, or spread his airy flight... what strength,
what art can then suffice?... On whom we send, the weight and all of our last
hope relies”.
Uiteindelijk is Satan
zelf de enige die de moed heeft deze verkenningsvlucht uit te voeren; Satan
“puts on his swift wings and towards the gates of hell explores his solitary
flight”.
Om de Hel te kunnen
verlaten moet hij eerst langs de poortwachters Sin en Death; Sin is
klaarblijkelijk zijn eigen dochter, in volle wapenrusting uit zijn hoofd
tevoorschijn gekomen – zoals Athena bij Zeus. Tevens heeft ze Death bij Satan
verwekt. De passage met deze gruwelwezens en de afschrikwekkende parodie op
moederschap en geboorte die zij bevat, is als een scène uit een horrorfilm,
onsmakelijk en afzichtelijk in haar sexuele perversie. Maar als Sin de poort
voor hem opent, overtuigd door Satan van het belang van zijn missie die,
wanneer zij slaagt, het werkterrein van Sin en Death aanzienlijk zal uitbreiden
– nl. tot de aarde en de mensheid - ligt
daar een uitgestrekte afgrond voor hem:
“Illimitable ocean
without bound, without dimension, where length, breadth and height and time and
place are lost; where eldest Night and Chaos, ancestors of Nature, hold Eternal
anarchy, amidst the noise of endless wars and by confusion stand”.
Prachtig zoals deze
regels de onmetelijkheid van de ruimte oproepen, de angst ook bij het
aanschouwen van zo’n eindeloos univerum zonder richtingwijzers.
Maar Satan laat zich niet uit het veld slaan en gaat op weg. Uiteindelijk ziet
hij in de verte de Hemel, “with opal towers and battlements adorned, of living
sapphire, once his native seat”.
De plek waar hij uit verstoten is. En dan, ‘fast by hanging in a golden chain’:
de aarde.
De eerste die hij
ontmoet is de aartsengel Uriel; Satan, vemomd als een ‘stripling [jongeling] cherub’,
vraagt hem de weg te wijzen.
Wanneer hij op aarde
aankomt geeft hij eerst zijn grote speech tot de zon, die hierboven al
aangehaald is (het oorspronkelijke begin van de geplande tragedie). Als hij
niet meteen een ingang vinden kan springt hij over een muur heen en landt,
‘like a cormorant’ (aalscholver), in de top van de hoogste boom, de Boom des
Levens.
Aangekomen in het
Paradijs, is nu de tijd gekomen om Adam en Eva te introduceren:
“So
hand in hand they passed, the loveliest pair that ever since in love’s embraces
met, Adam the goodliest of men since born his sons, the fairest of his
daughters Eve”.
De avond valt: “Now
came still evening on and twilight grey” en de regels die dan volgen horen
ongetwijfeld tot de fraaiste die Milton ooit schreef:
“... all but the wakeful
nightingale; she all night long her amorous descant sung; silence was pleased:
now glowed the firmament... these (Adam & Eve) lulled by nightingales
embracing slept and on their naked limbs the flowery roof showered roses [ze
slapen in een prieel dat geheel uit bloemen is opgetrokken], which the morn
repaired. Sleep on, blest pair; and o yet happiest if ye seek no happier
state...”.
Prachtige nocturnale
poëzie, terwijl Adam and Eve tegen elkaar aanliggend slapen en dromen.
Milton schrijft met zoveel warme sympathie over het jonge paar en hun
liefdesspel; het is duidelijk dat hij hen adoreert in hun onschuld en prille
liefde. Aandoenlijk is de manier waarop hij beschrijft hoe Adam naar Eva kijkt:
“He in delight, both of her beauty and her submissive charms, smiled with
superiour love, as Jupiter on Juno smiles”.
Heel mooi zijn ook de
regels waarin Adam aan Eva probeert duidelijk te maken dat er talloze wezens in
het paradijs zijn die nooit aan hen in visuele vorm verschijnen:
“Millions of spiritual
creatures walk the earth unseen, both when we wake and when we sleep... how often
from the steep of echoing hill or thicket have we heard celestial voices to the
midnight air... singing their great creator... their songs divide the night and
lift our thoughts to heaven.”
Het zijn de ervaringen
van een blinde zanger, die zich moet oriënteren op wat hij om zich heen ervaart...
En hij schrijft met evenveel plezier over de dieren in het Paradijs, de
fruitbomen en het stromende water.
Ook de ochtend is
idyllisch: “Now morn with her rosy steps in the eastern clime advancing, sowed
the earth with orient pearl...”
Tegenhanger van al deze lyrische pracht is de stikjaloerse Satan die in het geniep het liefdespaar staat te bespieden en zijn plannetje al klaar heeft:
“Thus these two
imparadised in one other’s arms shall enjoy their fill bliss on bliss, while I
to hell am thrust, where neither joy nor love, but fierce desire, among our
other torments not the least, still unfulfilled with pain of longing pines...”
Maar er gaat hem een licht op: “O fair foundation laid whereon to build their
ruin! Hence I will excite their minds with more desire to know and to reject
envious commands, invented with design to keep them low whom knowledge might
exalt equal to gods... Live while ye may, yet happy pair; enjoy, till I return,
short pleasures, for long woes are to succeed.”
Maar nu komt Raphael;
om hen te waarschuwen, noties van de dreiging van het Kwaad sijpelen het
Paradijs binnen. Het is bepaald schattig hoe Adam en Eva de aartsengel een
maaltijd bereiden en ondertussen vragen naar de fysieke behoeften van een toch
puur geestelijk wezen.
Uiteindelijk krijgen zij van Raphael, het is hiervoor al ter sprake gekomen,
het hele verhaal van de Val der Engelen en de strijd in de Hemel te horen; een
grappig contemporain detail is hoe de duivel ter plekke buskruit en artillerie
uitvindt en de engelen daarmee even op het verkeerde been zet.
Het gesprek met Raphael is lang en over verschillende boeken uitgesmeerd; tal van zwaarwichtige onderwerpen komen aan bod, want nu Adam een heuse aartsengel als gesprekspartner heeft (Eva blijft bescheiden op de achtergrond; filosofische en theologische discussies zijn klaarblijkelijk niets voor een vrouw), heeft hij nog wel een paar vragen. Die schepping bijvoorbeeld, hoe kwam die eigenlijk tot stand?
Het is het goddelijke Woord, de goddelijke Geest, die de chaos en de duisternis
daarbuiten kalmeert en structureert:
“... darkness profound
covered the abyss; but on the watery calm his brooding wings the spirit of God
outspread and vital virtue infused.”
Het instrument van het
gouden kompas komt ter sprake, dat William Blake later zijn scheppende god in
handen zal geven en dat hij vond bij Milton, aan wie hij trouwens één van zijn
lange epische gedichten gewijd heeft: het gedicht Milton.
Milton volgt het eerste Bijbelboek Genesis stap voor stap en doet dat
plechtstatig maar nooit saai en op een buitengewoon gedisciplineerde wijze
zonder overbodige uitweidingen. En het resultaat is werkelijk prachtig, een
poëtisch equivalent van het Bijbelboek.
Er is een scheppingsdag
die Adam zelf heeft meegemaakt: de zesde, als de mens geschapen wordt. En hij
doet aan Raphael verslag van zijn eerste ervaringen: “all things smiled with
fragrance and my heart with joy overflowed.”
Desondanks beklaagt hij zich bij God dat hij, ondanks alle weelde om hem heen,
zich toch eenzaam voelt.
Ook dit is weer heel mooi:
Hoezo eenzaam, zegt
God: “What callest thou solitude, is not the earth with various living
creatures and the air replenished and all these to come and play before thee...”
Tenslotte brengt God Adam toch in slaap en zendt hem de droom van de geboorte
van Eva. Als hij wakker wordt is hij bedroefd dat de droom weg is, maar
vervolgens ziet hij Eva in levende lijve voor zich staan:
“To the nuptial bower I
led her blushing like the morn; all heaven and happy constellations on that
hour shed their selectest influence; the earth gave sign of gratulation and
each hill; joyous the birds; fresh gales and gentle airs whispered it to the
woods.”
Tenslotte
(eindelijk...) vertrekt Raphael: “So parted they, the angel up to heaven from
the thick shade and Adam to his bower.”
We zouden bijna vergeten dat Satan nog steeds ergens rondsluipt in het Paradijs. Als we vervolgens Eva alleen tussen de bloemen zien, weten we al dat zij, in al haar naïviteit, een gewillig slachtoffer zal vormen. En natuurlijk weet Satan haar te verleiden. Als Eva vervolgens het verboden fruit naar Adam brengt is hij ontsteld, maar eet er toch van, uit liefde voor Eva. “They swim in mirth and fancy that they feel Divinity within them breeding wings”.
Voor even voelen zij zich godgelijk, maar schaamte en laag bij de grondse
lustgevoelens volgen onmiddellijk daarop. Zij bedekken hun naaktheid met
bladeren en beginnen elkaar verwijten te maken: “and of their vain contest appeared
no end”. En het volgende stadium: Berouw.
Satans triomf is
compleet. Hij keert terug naar zijn mede-duivels en maakt daar een
spectaculaire entree. Plotseling beginnen alle duivels te sissen: ze zijn in
slangen veranderd: de bijbelse straf voor het verleiden en tot zonde brengen
van de mensheid.
In de laatste twee
boeken, de boeken XI en XII komt Michael naar de aarde; hij raakt met Adam in
gesprek en begint met hem op zijn huidige status te wijzen: “Since thy original
lapse, true liberty is lost”
Vervolgens schetst hij hem de nabije en verre toekomst: in een visioen ziet
Adam de moord van Kaïn op Abel en presenteert hem Kaïns (en zijn eigen)
nageslacht; hij ziet de Ark van Noach en de Zondvloed, eindigend met het beeld
van de regenboog; de toren van Babel, Abraham en de voorspelling van de
machtige natie die uit hem zal groeien; Mozes in de Sinaï: het komt allemaal
voorbij. En tenslotte datgene waar dit allemaal op uit moet draaien en de
Zondeval moet repareren: de komst van de Messias.
Het is een opsomming
die gekenmerkt wordt door een zekere matheid. Het grote drama is voorbij en
moet nu in een allesomvattend kader worden geplaatst, maar het geheel is te
weinig dynamisch; je mist Satan en zijn trawanten om voor wat dramatisch
vuurwerk te zorgen. Zelfs de geboorte van Christus is weinig stralend in deze
context; Adam richt zich tot de maagd Maria en Michael komt met Kruisiging en
Verlossing op de proppen, maar je kunt je toch niet aan de indruk onttrekken
dat Milton niet zoveel op had met Gods zoon (niet voor niets was hij een
anti-Trinitarieër) en het concept van boetedoening voor de zonden van de
mensheid. De hele expositie van het Christendom is iets wat hij even snel
gedaan wil hebben en voltrekt zich in weinig opmerkelijke poëzieregels. De Opstanding,
dé centrale gebeurtenis in het christendom, doet hij in welgeteld zes woorden:
“so he dies, but soon revives”.
Zo, dat hebben we ook weer gehad.
Gelukkig is er dan nog
ruimte voor een indrukwekkend slotbeeld, de laatste woorden van Paradise lost.
Adam en Eva zich maken op voor hun nieuwe taak en gaan gezamenlijk op weg:
“They hand in hand with
wandering steps and slow through Eden took their solitary way”.
Paradise lost is een buitengewoon moeilijk en
erudiet epos en daardoor voor buitenstaanders in eerste instantie vrijwel
ondoordringbaar. Er is begeleiding en uitleg nodig om erin door te dringen en
ik vrees dat steeds minder mensen die poging zullen wagen. Milton is nu eenmaal
minder toegankelijk dan Shakespeare of, bijvoorbeeld Dickens, twee auteurs die
zeker de tand des tijds zullen weerstaan. Paradise
lost zal uiteindelijk, ben ik bang, een museumstuk worden waar alleen
specialisten zich nog mee bezig zullen houden.
Dat dat een groot
verlies is en het werk zeker een poging waard is, hoop ik in het bovenstaande
te hebben aangetoond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten